dEUS - Georganiseerde chaos

September 2005

Typisch iets voor een rockmuzikant om hartje zomer op van die zware laarzen rond te lopen. Op de mooiste dag van het jaar heeft Tom Barman zelfs zijn leren jack meegenomen, terwijl zijn hotel toch op een steenworp afstand ligt van het hoofdstedelijke etablissement waar hij op het zonovergoten boventerras een middagje interviews zit weg te geven. Drie weken lang al praat de voorman van dEUS zowat dagelijks met journalisten uit diverse landen over het dan nog op stapel staande nieuwe album van zijn groep. Ergens had hij zich al die moeite best kunnen besparen, zo lijkt het, want in de Lage Landen geldt Pocket Revolution voor de liefhebbers van alternatieve rock misschien wel als dé release van het najaar. Veelzeggend genoeg ook raakte de korte serie optredens in Nederland aan het begin van de uitgebreide Europese tournee moeiteloos uitverkocht. dEUS geniet kennelijk een rotsvaste reputatie.

“Ik had de voeling met ons publiek verloren,” verklaart Barman de twijfel, die hem midden in het creatieve proces van Pocket Revolution bekroop. “Per slot van rekening dateerde onze vorige plaat al van zes jaar geleden. Ik zat met een knoert van een identiteitscrisis, omdat ik niet wist niet hoe dEUS nu zou moeten klinken, iets wat ik me nog nooit eerder had afgevraagd. Het gevolg was een regelrechte writer’s block van toch al gauw een paar weken. Ik wist niet dat het zo moeilijk zou worden. Begin vorig jaar zijn we begonnen: schrijven, zoeken, opnemen, een zomertourtje. Vooral die optredens gaven veel te veel stress. Het liep helemaal uit de hand. Aan het eind van de rit zaten we zonder gitarist en bassist. Nee, ik heb het toen niet goed gedaan. Voor de eerste keer van mijn leven stimuleerde de druk mij niet, maar raakte ik er juist door verlamd. Dat was even schrikken.”

*******

Stilgezeten heeft Tom Barman (33) bepaald niet tijdens de al te lang uitgevallen sabbatical van dEUS, die officieus werd ingeluid met de geweldige singlescompilatie No More Loud Music. Zo debuteerde hij twee jaar terug als cineast met Any Way The Wind Blows, een hommage aan zijn woonplaats Antwerpen in de vorm van een swingende ensemblefilm. De eclectische soundtrack bevat ook twee nummers van Magnus, zijn danceproject met de in de technoscene gereputeerde DJ CJ Bolland, waarvan niet veel later het album The Body Gave You Everything zou uitkomen. Luttele maanden eerder al verscheen Live, het souvenier van zijn akoestische optredens met pianist Guy van Nueten. Naast werk uit eigen koker vertolkte Barman materiaal van zulke uiteenlopende grootheden als Nick Drake, Joni Mitchell, David Bowie, Serge Gainsbourg en uiteraard J.J. Cale, want niet voor niets natuurlijk is zijn film vernoemd naar een liedje van diens hand. De Grote Drie zijn voor hem evenwel Captain Beefheart, Tom Waits en Neil Young, zeker toen hij eind jaren tachtig op zijn zeventiende muziek begon te maken.

dEUS deed voor het eerst van zich spreken in 1992 tijdens Humo’s Rock Rally, de Belgische pendant van de Grote Prijs van Nederland, waarna de jonge groep in eigen beheer een mini-album opnam. Twee jaar later verscheen nota bene op een Waals label het volwaardige debuut Worst Case Scenario, dat binnen de kortste keren een waar sneeuwbaleffect sorteerde. Zo rolde dEUS als het ware vanzelf de professionele popwereld in. “Eigenlijk zijn we er ingestort,” aldus Barman. “Voor we het wisten, deden we ons eerste optreden in Parijs. Vervolgens stonden we in Londen in het voorprogramma van Girls Against Boys, dat na de dood van Kurt Cobain in de pers gehypet werd als de opvolger van Nirvana. Er waren dan ook veel mensen van grote platenfirma’s komen opdagen en daar hebben wij van geprofiteerd.”

*******

In zekere zin valt dEUS te vergelijken met Buffalo Springfield, de legendarische groep waarin Neil Young, Stephen Stills, Richie Furay en Jim Messina zich ontpopten als onafhankelijke talenten. Met Rudy Trouvé, Stef Kamil Carlens en diens plaatsvervanger Danny Mommens in de gelederen, werkte ook Tom Barman met diverse artistieke persoonlijkheden, die na verloop van tijd hun vleugels uitsloegen. “Er hebben nooit sessiemuzikanten met een paardenstaartje in dEUS gezeten,”  zegt hij. “Weliswaar was het van meet af aan mijn groep, maar altijd met de inbreng van creatieve mensen. Daarbij spelen die over het algemeen hun instrumenten veel beter dan ik, dus in dat opzicht heb ik niks in de pap te brokken.”

Sinds het vertrek van de Schotse gitarist Craig Ward wordt de post van rechterhand binnen dEUS bekleed door Mauro Pawlowski, die gedurende de tweede helft van de jaren negentig in België furore maakte met zijn Evil Superstars. Nu lijkt het wel alsof in Vlaamse rockkringen iedereen het met elkaar doet, maar de Nederlandse popwereld zou toch versteld staan wanneer bijvoorbeeld Daniël Lohues zich bij Rowwen Hèze zou aansluiten. “Ik vond het echt schitterend dat Mauro bij de groep kwam, maar tegelijkertijd voelde het heel natuurlijk,” reageert Barman. “Het begon ermee dat hij de audities voor de nieuwe bassist leidde en van het een kwam het ander. Als hij het niet min of meer zelf had aangegeven, had ik het hem waarschijnlijk nooit durven vragen. Kijk, Mauro is indertijd begonnen in balorkesten, waarmee hij door heel België trok. Het is iemand met een ongelooflijk groot muzikaal vocabulaire. Hij ziet zichzelf tot op zekere hoogte als een vakman. Voor hem is het een erezaak om aan te tonen dat hij zich ook dienstbaar kan maken.”

Barman heeft zich als leider van dEUS nooit echt in een onbehaaglijke positie gevoeld, al was het maar omdat hij tenslotte ook steeds de verantwoordelijkheid heeft moeten en willen dragen. Natuurlijk kan hij het in penibele situaties wel eens knap benauwd krijgen, “en dan komt de baas in mij naar boven”. Zo ging het vertrek van de niet al te gedisciplineerde Mommens vorige zomer letterlijk met slaande ruzie gepaard, terwijl eerder Trouvé vanwege zijn anarchistische instelling op den duur niet meer te handhaven viel. “Na onze tweede plaat In A Bar, Under The Sea wilde ik de band in aanloop naar The Ideal Crash een opkuisbeurt geven,” vertelt Barman. “Totale vrijheid is allemaal goed en wel, maar het resulteerde te vaak in ronduit slechte shows, iets waar ik op een gegeven moment niet langer mee kon leven. Net zoals ik er nu al gauw kotsbeu van wordt als iemand er de kantjes van afloopt. Het is een kwestie van maturiteit. Ik moet wél voelen dat iedereen het serieus neemt.”

*******

Tom Barman ziet er vaker uit of hij ieder moment door zijn hoeven kan zakken. In Zomergasten liet hij zich bij de introductie van het fragment uit Some Kind Of Monster ontvallen dat hij die onthutsende documentaire over Metallica in het holst van de nacht had bekeken toen hij na een lange werkdag in de opnamestudio de slaap niet kon vatten. “Toch heb ik eigenlijk nooit last van moeheid,” zegt hij. “Als je druk bezig bent, is het moeilijk om het in je hoofd te laten ophouden en dan helpt het juist als je fysiek uitgeput bent. Dat gemaal is trouwens heel confronterend, je kan er altijd wel iets van opsteken, dus het is niet noodzakelijk honderd procent negatief. Gek genoeg zorgt vermoeidheid soms voor een zekere rust, die dan weer een bepaalde intensiteit kan geven. Neil Young heeft ooit verteld dat hij zijn beste nummers schrijft als hij met koorts in bed ligt, want dan is het lichaam te moe om werk te verrichten en komt het onderbewuste boven. Dat heb ik inderdaad ook wel gemerkt, ja, dat er op momenten dat je niet tiptop bent, er een soort van remming wegvalt. Maar er is geen peil op te trekken. Als er zulke duidelijke regels voor creativiteit bestonden, kon je heel de boel gaan regisseren.”

Misschien draait het in de kunst wel allemaal om vervoering, wat praktisch gezien zoveel betekent als het toeval een kans geven zonder alles aan dat toeval over te laten. “De chaos organiseren,” in de woorden van Barman, voor wie er overigens geen wezenlijk verschil bestaat tussen het maken van een plaat en een film. “Een nummer of een scenario schrijf je in je eentje, maar het komt pas tot leven door de interactie met andere mensen. In beide gevallen probeer je eerst je visie duidelijk over te brengen, waarbij ik het liefst alles zo veel mogelijk open hou, want ik wil me laten verrassen. En dan maar zien of het geheel uiteindelijk groter wordt dan de som der delen. Gebeurt dat niet, dan krijg je gewoon terug wat je gegeven hebt en dat is iets anders is dan dat je iets gegeven wordt. Ik geloof in interventie. In alles wat ik maak, moet dan ook een zeker mysterie zitten: waar komt dát toch vandaan?”