James Taylor - Een tweede leven

December 1993

“Laat me even nadenken of ik deze vraag wens te beantwoorden.” Een paar seconden staart hij peinzend voor zich uit. “Ja, ik wil er wel het een en ander over zeggen.” Iets op de automatische piloot doen ligt kennelijk niet in de aard van James Taylor (45), die niet voor niets alsmaar langer de tijd neemt voor het maken van een album. Met de klassiekers Sweet Baby James en Mud Slide Slim And The Blue Horizon demonstreerde hij begin jaren zeventig naast zijn vrouwelijke evenknie Joni Mitchell hoe je in de popmuziek persoonlijk en openhartig uit de hoek kan komen zonder te verzanden in zelfgenoegzaamheid en nietszeggendheid. Gezegend met een zalvend stemgeluid maakte hij zich allengs de fabuleuze frasering van de onvolprezen soulzanger Sam Cooke eigen, waarmee de steeds gedistingeerder klinkende Taylor zich blijft onderscheiden in het inmiddels overbevolkte land der singer-songwriters. Hoe onverminderd geliefd hij thuis in de Verenigde Staten is, mag blijken uit de razende verkoop van het recent verschenen dubbelalbum Live, dat overigens kan gelden als een alternatieve compilatie van zijn inmiddels dertien albums tellende oeuvre.

“Eigenlijk breng ik een soort slaapliedjes. Op de een of andere manier gaat er van mijn werk iets geruststellends en kalmerends uit. Niet voor iedereen natuurlijk, want er zijn ook mensen die er louter voor hun genoegen naar luisteren, terwijl anderen het weer afdoen als ronduit sentimentele troep. Zelf hou ik het op egocentrische, introspectieve, tot op zekere hoogte therapeutische gevoelsmuziek, waaraan nog steeds een kennelijke behoefte bestaat, zij het lang niet meer zo groot als in de vroege jaren zeventig. Ik koester absoluut niet de illusie dat ik met mijn liedjes mensenlevens heb veranderd, laat staan dat ik mijn werk als grote kunst beschouw. Ik maak gewoon een bepaalde vorm van rock ’n’ roll, waarmee ik op een fatsoenlijke manier mijn brood verdien. De muziek heeft mijn leven gered en houdt me tot op de dag van vandaag op de been.”

“Wanneer ik op het podium voor de zoveelste keer een liedje als Fire And Rain breng, voel ik daar ruim twintig jaar na dato nog wel degelijk iets bij. Telkens weer ervaar ik vagelijk de gemoedstoestand van waaruit ik die tekst ooit schreef, ondanks het feit dat de vertolking zelf me op dat moment de nodige concentratie kost. Niettemin wil het soms gebeuren dat mijn gedachten tijdens een concert ongemerkt afdwalen, waarbij ik aan de meest verbazingwekkende en schijnbaar willekeurige zaken moet denken: architectuur, het weer, boten, familieleden, je kunt het zo gek niet opnoemen. In zo’n geval voer ik het liedje in kwestie ogenblikkelijk van het repertoire af om het een tijdlang te laten rusten.”

“Tussen alle teksten die ik ooit heb geschreven, zitten er opmerkelijk genoeg maar een paar die voor mij persoonlijk hun relevantie hebben verloren. Je zou je dan ook met recht kunnen afvragen of ik de afgelopen kwart eeuw door schade en schande nog wel iets wijzer ben geworden. Daarentegen blijkt zeker in het kunstenaarsbestaan de periode rond het twintigste levensjaar niet zelden een wonderbaarlijk productieve fase. Naarmate je ouder wordt, gaat het steeds minder van een leien dakje, omdat je inmiddels te veel weet en bijgevolg je onbevangenheid bent kwijtgeraakt. Gaandeweg sluipt er een zekere ironie in je werk, omdat je de belachelijkheid van je schrijverij bent gaag inzien. Vandaar dat je geneigd bent voortaan liever niet meer al te direct aan jezelf te refereren, wat het schrijven er al met al niet gemakkelijker op maakt.”

“Wat mij ertoe heeft gebracht om als een van de eerste singer-songwriters autobiografische teksten te gaan schrijven, heb ik nooit weten te achterhalen. Nou heb ik het creatieve proces ook nooit in de hand gehad, in de zin dat ik het kan dirigeren. Een liedje overvalt mij als ware er sprake van een visitatie, al is het beslist niet zo dat ik in een trance geraak. Wel sta ik achteraf steevast versteld van het resultaat, terwijl ik mij bovendien enorm opgelucht voel. Elk nieuw nummer is een pak van mijn hart.”

“Rond mijn veertiende schreef ik mijn eerste serieuze liedje, maar destijds had ik absoluut niet het idee dat ik in de muziek carrière zou kunnen maken. Als middelbare scholier dacht ik überhaupt niet na over wat ik eigenlijk met mijn leven aan wou. Bovendien kreeg ik op mijn zeventiende een zware zenuwinzinking, waardoor ik tien maanden lang in een psychiatrische inrichting moest verblijven. Die ziekte doorbrak de toekomstverwachtingen van mijn ouders over mij, zodat ze mij hun zegen gaven toen ik te kennen gaf de wijde wereld in te willen trekken. Gedurende mijn verblijf in Londen ontmoette ik Peter Asher, die mij een contract bij de platenmaatschappij van The Beatles bezorgde. Nadat ons eerste album geflopt was, trokken we samen naar de Verenigde Staten en daar kwam van het een het ander.”

“Ofschoon ik nooit toekomstplannen heb gesmeed, dacht ik als kind van de jaren zestig uiteraard wel dat de wereld voor mij open lag, om maar te zwijgen van de heilige overtuiging dat we de maatschappij radicaal zouden kunnen omvormen. Toegegeven, het aardse paradijs hebben we niet weten te herscheppen en tegenwoordig lijkt het zelfs een en al chaos en ellende, wat nog niet wegneemt dat tal van vastgeroeste normen en waarden van de generatie van onze ouders door ons toedoen zijn afgezworen. Dat onze maatschappelijke betrokkenheid uiteindelijk niet bleek over te houden, lag vooral aan het feit dat we er niet in slaagden de politieke macht naar ons toe te trekken. De moorden op president Kennedy en dominee King bijvoorbeeld werden in de Verenigde Staten door onze generatie gezien als coups d’état, waarvan nooit is opgehelderd door welke onzichtbare krachten ze werden gepleegd. Samen met het spook van de nucleaire holocaust en de zinloze oorlog in Vietnam werd ons geloof in de democratie zodoende zwaar ondermijnd, reden waarom velen van ons de neiging vertoonden zich af te keren van het systeem.”

“Je kunt op twee manieren tegen het aardse leven aankijken. Enerzijds kun je wereld zien als een in wezen weldadige plek, waar buiten je macht om onwillekeurig veranderingen zullen plaatsgrijpen, die naar je vertrouwt uiteindelijk allemaal vast wel goed zullen uitpakken. Anderzijds kun je uitgaan van de gedachtegang dat je niets te verliezen hebt en dat dus alles alleen maar beter kan worden wanneer je het onzekere voor het zekere neemt. Wat mijzelf betreft: ik ben altijd gedreven door een mengeling van positivisme en cynisme. Nu heb ik natuurlijk makkelijk praten, want dank zij de muziek ben ik een niet al te zeer door de harde realiteit gecorrumpeerde idealist. Je zal ze de kost moeten geven, de eeuwige adolescenten die meenden tot in lengte van dagen in hun geest te kunnen wonen, om vroeg of laat tot de ontnuchterende ontdekking te komen dat ze in de banale wereld het hoofd boven water moesten zien te houden.”

“De ondraaglijke lichtheid van het bestaan heeft menigeen tot zelfdestructie gedreven. Zelf heb ik me ook haast de vernieling in geholpen, met dit verschil dat ik nooit drugs heb genomen om de werkelijkheid te ontvluchten, integendeel, ik gebruikte juist omdat ik er in alle opzichten beter door functioneerde. Heroïne heeft me niet alleen geholpen bij het schrijven van liedjes, maar ook bij het onderhouden van relaties. Ik werd er een completer mens door: genereuzer, zelfbewuster, krachtiger en wat al niet meer. Het werkte eigenlijk tè goed, althans de eerste jaren, want gaandeweg sloopt het je als een verterende ziekte. Het fantastische begin lijkt totaal niet op het deplorabele einde, reden waarom het zo ontzettend moeilijk is om er mee te stoppen. Telkens weer opnieuw hoop je op de euforie van vroeger, zelfs wanneer je absoluut zeker weet dat je nooit meer in die roes zult geraken. Als verslaafde heb je een plank voor het hoofd.”

“Vanaf mijn achttiende tot mijn vijfendertigste heb ik gebruikt, maar achteraf besefte ik pas hoe tijdverslindend en geestdodend het alledaagse ritueel van een junkie wel niet is, hoe ontstellend bekrompen ook, terwijl het aanvankelijk toch zo alternatief en glamoureus leek. Pas toen ik mezelf ettelijke malen in het openbaar had vernederd, zag ik eindelijk de uitzichtloosheid van de situatie in, temeer daar ik mijn carrière op het spel dreigde te zetten. Op een goede dag heb ik alle moed bij elkaar geraapt en ben ik hulp gaan vragen aan een vriend die mij was voorgegaan. Inmiddels ben ik alweer tien jaar van de drugs en de drank af, al moet ik dat meteen gauw even afkloppen, aangezien de verleiding op de loer blijft liggen.”

“Het eerste jaar zonder heroïne staat me bij als een verschrikkelijke periode, want als je methadon slikt, zit je alles behalve lekker in je vel. Daarbij ervoer ik het als hoogst onaangenaam, zo niet compromitterend, om steeds te moeten komen opdraven voor een nieuwe dosis en weer een controle. Nadat ik al die ellende eenmaal achter de rug had, maakten de schaamte en de pijn eindelijk plaats voor opluchting en opwinding. Je krijgt namelijk niet vaak de kans je leven een drastische wending te geven, maar voor een verslaafde die er resoluut mee kapt, verandert het bestaan op een buitengewoon spannende manier. Los daarvan wordt hij een beter mens, die vrede met zichzelf vindt en zijn naasten niet langer krampachtig tracht te ontwijken, waardoor hij een nieuw gevoel van vrijheid krijgt.”

“Ik zie het leven nu in termen van verslaving. Zo gauw je bezeten van iets raakt, verwordt dat iets tot een obsessie, waarvoor al het andere moet wijken. Cocaïne, seks, Jezus, muziek of wat dan ook, dat ene blijkt op een gegeven moment alles. Terwijl het leven natuurlijk geen iets is en alleen alles tezamen is alles. Ik kan dan ook niet zeggen dat ik me zonder heroïne een over het algemeen gelukkiger mens voel. Het gaat er namelijk niet om of je in de zevende hemel bent dan wel diep in de put zit, het zij gewoon zo. Met je krampachtig vastklampen aan de gemoedstoestand waarin je verkeert, schiet een mens echt helemaal niets op.”