Los Lobos - En weer verder

Augustus 1996

12.40 uur

Vlucht BD 105 uit Londen met aan boord Los Lobos is zojuist met tien minuten vertraging op Schiphol geland. Dik een half uur later komen ze als laatste passagiers één voor één de aankomsthal binnensjokken, ieder een vol bagagewagentje voor zich uitduwend. Meteen op naar buiten, waar het hele gezelschap vervolgens moet wachten tot alle instrumenten, koffers en reistassen in het aanhangertje zijn geladen. Lijdzaam, met pipse gezichten, hangen ze wat rond. Doodmoe, zeker? David Hidalgo knikt, terwijl hij uit een doorzichtige puntzak gifkleurige snoepjes naar binnen staat te werken. Laat geworden natuurlijk, zoals altijd na een optreden. Maar nee, ze hadden bij hoge uitzondering eens een avond vrij, zo blijkt. Alleen van het goede voornemen er dan eindelijk een keer vroeg in te kruipen, tja, daarvan was dus weer niets terechtgekomen.

Eenmaal in het busje zakt praktisch de hele club zo diep mogelijk onderuit om binnen de kortste keren weg te dommelen. Uitgerekend Cesar Rosas, die normaliter geen gelegenheid onbenut laat om een uiltje te knappen, zit monter het voorbij glijdende plattelandschap te becommentariëren. Boerderijen met rieten daken, gerestaureerde windmolens, een kaarsrecht water, een pittoreske ophaalbrug en hé, kijk daar: net zulke gevlekte koeien als in de film Twister door een tornado de lucht in worden geslingerd. Wat jammer nou toch dat hij geen foto’s kan nemen voor thuis.

De afgelopen maanden heeft hij ettelijke rolletjes kunnen volschieten, want Los Lobos zijn voor hun doen nu al een hele tijd op de baan. Zo trokken ze zeven weken lang door de Verenigde Staten met de Further-karavaan, een rondreizend festival met als grote publiekstrekkers de nieuwe groepen van Bob Weir en Mickey Hart, twee leden van de vroegere Grateful Dead. Samen met de oude hippies van Hot Tuna en singer-songwriter Bruce Hornsby maakten de Chicano-rockers vast deel uit van het overigens per stad wisselende programma. Een oubollig muzikaal circus voor een nostalgisch publiek van hemelbestormers in ruste, zo lijkt het, ware het niet dat de zogenaamde Dead Heads inmiddels drie generaties omspannen. En afgezien daarvan vond Cesar Rosas het wel iets gezelligs hebben om met zo'n colonne bussen het hele land door te trekken - net één grote zigeunerfamilie.

14.10 uur

In het keukentje van de Bullet Sound Studio in Nederhorst den Berg zit Louie Pérez, zonnebril nog op, een glas mineraalwater te drinken. Op de achtergrond het geluid van instrumenten die worden gestemd en afgesteld voor de 2 Meter Sessie straks. En, hoe staat het er mee? Goed, goed, alleen: druk, druk, de laatste tijd, dus ze lopen onderhand zowat op hun tandvlees. Als hij het nagaat, hebben ze sinds het verschijn en van Kiko, hun meesterwerk van een jaar of vier terug, niet meer echt stilgezeten, terwijl wij ons hier regelmatig afvroegen wat die Los Lobos nou toch eigenlijk uitvoerden. Veel korte tournees gedaan, vooral door Amerika, plus daar tussendoor allerlei projecten: bijdragen aan hommageplaten voor Johnny Thunders, Richard Thompson, Doc Pomus en Buddy Holly bijvoorbeeld, het kinderalbum Papa’s Dream en, niet te vergeten, de filmmuziek voor Desperado. Nee, ze hebben zich beslist niet hoeven vervelen.

Minimaal een maand hadden ze uitgetrokken om repertoire te schrijven voor Colossal Head, maar het werk aan de soundtrack van Desperado, ‘starring Antonio Banderas’, was nogal uitgelopen. Wat te doen? Uitstellen? Konden ze eigenlijk niet maken. En Mitchell Froom, hun vaste producer, vond dat ze het in ieder geval moesten proberen - op hoop van zegen. Zo begonnen ze met niet meer dan een handvol ideetjes en opzetjes om vijf weken later voor de dag te komen met een stuk of elf nummers. Kant en klaar zou hij het eindresultaat niet willen noemen. Vergelijk het met een stel ruwe schetsen in plaats van een serie keurige schilderijen. Nogal hoogmoedig om zoiets te durven afleveren, tenminste die schijn wekt het, dat beseft hij terdege. Maar het was niet zozeer een kwestie van mateloos zelfvertrouwen als wel een grenzeloos vertrouwen in de eigen creatieve intuïtie. Of snijdt dit soms geen hout?

Louie Pérez steekt een filtersigaret op, dat denkt makkelijker na. Onverschrokken - dat woord zocht hij. Ze vragen zich nooit meer af wat anderen van hen zullen denken, net zo min als ze zich nog iets aantrekken van wat anderen doen. Kijk, nadat ze nu alweer negen jaar geleden met La Bamba een wereldhit hadden gescoord, konden ze alles of niets kiezen en ze kozen voor het niets - ze pleegden commerciële zelfmoord. Of nee, laat hij het wat minder dramatisch stellen. Het succes leidde naar een tweesprong en toen moesten ze wel besluiten welke muzikale richting ze zouden inslaan: rechtsaf de snelweg op of toch maar liever links die zijweg in. Het werd de kant van het hart op, daarover hoefden ze niet lang te delibereren, en zo belandden ze in allerlei plaatsen, de een nog fascinerender dan de ander, waar ze anders nooit ofte nimmer verzeild zouden zijn geraakt. En wat hun carrière betreft, ach, dat is nogal losgelopen. Van Kiko gingen er ruim een kwart miljoen over de toonbank en Colossal Head staat na een kleine vijf maanden al op zo’n slordige honderdduizend. Niet slecht, toch?

17.00 uur

Lekker gespeeld, hè? David Hidalgo, zanger en bovenal multi-instrumentalist zonder weerga, knikt tevreden van ja. Niets dat hij liever doet dan samen met zijn maten in een kring muziek maken. Zo begonnen ze inmiddels bijna een kwart eeuw geleden - hij, zanger en gitarist Cesar Rosas, bassist Conrad Lozano en drummer Louie Pérez. Een stel schoolvrienden uit de Mexicaanse wijk van Los Angeles, die aan het begin van de jaren tachtig aansluiting vonden bij de alternatieve scene aan de overkant van de San Gabriel-rivier. Ze werden er op sleeptouw genomen door de rootsrockers van The Blasters, wier saxofonist Steve Berlin zich na enige tijd stilzwijgend bij hen voegde. Percussionist Victor Bisetti hoort er sinds enige tijd ook voor vast bij, zij het officieus.

Waar de meeste popgroepen na een stel albums aan het plafond zitten, blijven Los Lobos zich op onvoorspelbare wijze ontwikkelen - ongeveer zoals de groten in de jazz dat doen. Niet helemaal toevallig luistert David Hidalgo tegenwoordig veel naar Thelonious Monk en Charles Mingus, zo vertelt hij tijdens de busrit naar Amsterdam, nauwelijks verstaanbaar boven het geronk van de motor. Als kind begreep hij niet wat zijn oudere broer in hun platen hoorde, maar nu weet hij die complexe muziek eindelijk te waarderen. Het lukt hem zelfs sommige kleine dingen in zijn eigen spel te incorporeren, al kan hij qua techniek uiteraard niet aan hen tippen, laat staan dat hij hun bovennatuurlijke zeggingskracht bezit. Daarnaast heeft hij overigens Jimmy Reed opnieuw ontdekt, de meester van de basale blues. Want hoe beter je een instrument in de vingers krijgt, des te meer moet je ook afleren.

Terug naar bron en vandaar de stroom volgen - dat is hoe David Hidalgo vandaag de dag pleegt te werken. Een elektrische gitaar pakken, de opnameknop van de recorder in drukken en gewoon beginnen te spelen wat je door een of andere hogere macht wordt ingegeven. Die banden, overstuurd of niet, gebruiken ze om er in de studio met z’n allen mee aan de slag te gaan. Tot voor kort haalde hij uit die improvisaties de grondthema’s voor zijn composities, waarna hij er een melodielijn bij verzon, een refrein plus een brug en wat dies meer zij - maar die conventionele structuur ervaart hij in dit stadium als een keurslijf. En dat de haast ondergrondse klank van Colossal Head indruist tegen alle geldende opvattingen over een perfect geluid, tja, iedereen zo zijn eigen goede smaak. Blijft echter nog steeds de vraag waarom dat ene instrumentale nummer nou toch zo abrupt moest eindigen. Blijkt gewoon dat de tape was afgelopen. Kan gebeuren, nietwaar?

21.45 uur

Daar komen Los Lobos dan eindelijk de kleedklamer van de Paradiso binnenstappen. Terug van het hotel, waar ze een uurtje hebben kunnen bijslapen. Hoe de kamers zijn? Verschrikkelijk, bromt Steve Berlin, precies zoals ze het zich altijd wensen. En dan is hem tenminste nog het uitgedroogde eten bespaard gebleven, eerder op de avond vlakbij het Leidseplein in een of andere morsige tent, die Cesar Rosas zich herinnerde van een vorig bezoek aan Amsterdam - als hij weer eens wat weet. Men zakt onderuit op een bank of hangt wat in rond, gesproken wordt er amper meer - het landerige wachten op het sein hoogste tijd heeft een aanvang genomen. Wanneer het moment daar is, volgt het toi-toi-toi-ritueel: men vormt een kring, armen om elkaars schouders, licht vooroverbuigen, het hoofd naar beneden en dan met de knokkels een paar rondjes over elkaars schouderbladen wrijven.

Het wordt een geweldig concert, misschien wel hun beste ooit op Nederlandse bodem. Felle, strakke rootsrock om mee te beginnen en daarna het vrijere werk van Kiko en Colossal Head, waarbij de stukken van de nieuwe plaat door de vele optredens van de laatste maanden het nodige aan reliëf blijken te hebben gewonnen. De loom swingende nummers inspireren met name David Hidalgo tot meeslepende gitaarsolo’s, die soms eerst na minuten hun climax bereiken. De uitverkochte zaal, goeddeels gevuld met oude garde, reageert echter opmerkelijk lauw en komt pas los tijdens het verplichte blokje TexMex-stampers. Het zal toch niet zo zijn dat Los Lobos hier plotseling het publiek krijgen dat ze niet verdienen? Wat zullen we nou gaan beleven!