Luka Bloom - Tussen stad en land

September 2005

Op zijn hotelkamer aan een Amsterdamse gracht ligt op het ronde bijzettafeltje aan het raam de Volkskrant van die dag. Niet dat hij onze taal nu zo vloeiend spreekt, maar het lezen van het wereldnieuws gaat hem best wel aardig af. Zo blijkt maar weer eens: Luka Bloom heeft iets met Nederland. En omgekeerd natuurlijk. Vorig jaar maakte de Ierse bard in eigen beheer Before Sleep Comes, een soort muzikaal slaapmutsje, dat alleen via zijn website en bij zijn concerten kon worden aangeschaft. “Sta ik hier in de stad in een platenzaak, word ik aangesproken door de eigenaar. Waarom mijn nieuwe plaat nergens te krijgen is. En of hij hem niet mocht verkopen. Vijfhonderd exemplaren wilde hij er in eerste instantie hebben. Ik stond met mijn oren te klapperen. Uiteindelijk zijn er tweeduizend stuks van over de toonbank gegaan. Ongelooflijk, toch?”

Bloom maakt naar eigen zeggen twee soorten platen. Before Sleep Comes behoort tot de categorie hobbyprojecten, waaraan hij zelf plezier en verstrooiing beleeft, terwijl hij er zijn loyale aanhang aangenaam mee kan verrassen. Naast deze begerenswaardige tussendoortjes zijn er de 'echt belangrijke' albums, die alleen al vanwege de hoeveelheid geïnvesteerde tijd, energie en geld met de nodige promotionele activiteiten officieel op de markt worden gebracht. Aldus is het geval met het in de lente uitgekomen Innocence, dat behalve in Ierland en Nederland inmiddels in België, Duitsland, Zwitserland en het verre Australië in de winkels ligt.

“Mijn carrière speelt zich slechts in een beperkt aantal landen af, iets waarmee ik vrede kan hebben,” vertelt Bloom, die samen met zijn zus en twee neven een familiebedrijf vormt. “Zo laat ik Engeland voortaan links liggen. Ik heb er nooit een voet aan de grond weten te krijgen en ik wil er ook geen enkele moeite meer voor doen. In de Verenigde Staten treed ik altijd in dezelfde twaalf steden op: Seattle, Portland, San Francisco, Los Angeles, Denver, Minneapolis, Milwaukee, Chicago, Boston, New York, Philadelphia en Washington DC. Alleen kom ik er sinds de aanslagen minder en minder, moet ik er meteen bij zeggen, want ik voel me er niet langer echt op mijn gemak. Amerika is net zo onvoorstelbaar veranderd als Rusland, maar dan in tegenovergestelde richting. Het is gewoonweg verschrikkelijk.”

*******

Een kleine twintig jaar geleden alweer waagde Luka Bloom de oversteek naar de Verenigde Staten, omdat hij thuis in Ierland van zijn muziek niet kon rondkomen. Geboren als Barry Moore slaagde hij er evenmin in om uit de schaduw te treden van zijn tien jaar oudere broer Christy, een gevierd folkartiest die met zijn groepen Planxty en Moving Hearts de grenzen van dat genre had weten te verleggen. “In zekere zin zat ik in hetzelfde schuitje als veel timmerlieden, loodgieters, elektriciens en academici, die ook met geen mogelijkheid emplooi konden vinden. Halverwege de jaren tachtig was Ierland nog een arm land, waar de economie bar slecht draaide, reden waarom massa’s werkzoekenden naar Amerika emigreerden. Vandaag de dag zijn we welvarender dan ooit. Niemand hoeft meer huis en haard te verlaten om aan de overkant van de oceaan de kost te gaan verdienen. Maar nu kampen we weer met een ander groot probleem: de hoge zelfmoord onder mannelijke jongeren. Er heerst in Ierland kennelijk een stille wanhoop.”

Goed en wel in de Verenigde Staten herdoopte Barry Moore zichzelf tot Luka Bloom, omdat bij een tweede muzikale leven naar zijn gevoel ook een nieuwe identiteit hoorde. Het pseudoniem ontleende hij aan Suzanne Vega’s toevalshit Luka en de hoofdpersoon van James Joyce’s klassieke roman Ulysses. Naast een andere naam moest er eveneens een eigen stijl komen. “In Washington DC vond ik in Georgetown een pub, waar ze me wel een vaste avond per week wilden hebben. Daar kreeg ik de kans om me in alle anonimiteit te ontwikkelen tot een soort eenmans-U2. Toen pas durfde ik mijn heil in New York te gaan zoeken. Uit de verhalen over Bob Dylan en al die andere folkies kende ik Bleecker Street. Ik liep daar het eerste het beste muziekcafé binnen en vroeg aan de eigenaar of ik auditie mocht doen. Nadat ik hem wat liedjes had voorgespeeld, kon ik meteen de volgende zaterdag al aan de slag als ik wilde. Maar ik zag het helemaal niet zitten om voor een stel dronken studenten te staan. Ik wou veel liever op de stilste avond van de week optreden, zodat ik rustig mijn eigen publiek kon opbouwen, iets waar de eigenaar van die tent trouwens ook meer baat bij zou hebben. En zo kon het gebeuren dat in de winter van 1987 en 1988 The Red Lion de enige club in Manhattan was die op woensdagavond om acht uur al bomvol zat.”

Langzaam breidde het werkterrein van Bloom zich uit. Hij kreeg aanbiedingen van clubs in Baltimore en Philadelphia en kon als voorprogramma op tournee met zijn landgenoten The Pogues en de Hothouse Flowers. Vier jaar na zijn aankomst in de Verenigde Staten verscheen op hetzelfde label als Neil Young het fenomenale Riverside, dat hem in het gezaghebbende blad Rolling Stone meteen een interview van liefst twee pagina’s opleverde. Het grote Amerika leek voor hem wijdopen te liggen. “Toen ik eenmaal mijn naam had gevestigd, besloot ik terug te keren naar mijn zoon in Dublin, die zijn vader al jarenlang praktisch nooit zag. Amper zes maanden later liet de platenfirma mij vallen, omdat ik niet langer continu beschikbaar was. Ik had het kunnen verwachten, maar soms sta je in het leven nu eenmaal voor keuzes, waarbij je carrière niet de doorslag mag geven. Vandaar dat ik nooit ook maar één seconde spijt heb gehad van die beslissing, zelfs niet toen ik in de obscuriteit dreigde af te glijden.”

*******

Drie jaar terug vond Luka Bloom het onderhand de hoogste tijd om het drukke centrum van Dublin te verruilen voor de serene rust van het Ierse platteland. Daar in zijn nieuw gebouwde huis zou hij bovendien ongestoord muziek kunnen maken zonder de buren in het holst van de nacht geluidsoverlast te bezorgen. Amper verhuisd begonnen de ongemakken zich echter aan te dienen. Eerst kwam de peesonsteking in zijn rechterhand weer terug, zij het ditmaal chronischer dan gewoonlijk, ook al stond hij onder behandeling van een fysiotherapeut. “Op een gegeven moment kon ik nauwelijks meer spelen. Het enige waartoe ik nog in staat bleek, was wat zachtjes strijken, plukken en tokkelen op mijn goedkope Spaanse gitaar. Ik leek wel een oude, versleten bluesman. Maar er ging zo’n interne kracht uit van die traditionele Ierse ballades, dat ik onwillekeurig de geest kreeg. Zo ontstonden die nieuwe fluisterliedjes.”

Kort na de opnamen van Before Sleep Comes werd Bloom in toenemende geplaagd door  knobbeltjes op de stembanden, waar hij uiteindelijk operatief van moest worden afgeholpen. Liefst vier maanden lang kon hij geen woord uitbrengen. “Toen ik na al die tijd weer mocht gaan zingen, vroeg ik me af hoe ik nu eigenlijk verder wilde. Kennelijk was ik aan iets anders toe. Kort en goed: ik heb mijn twee elektro-akoestische gitaren in de bergkast weggezet, een fatsoenlijke Spaanse gitaar gekocht en alle liedjes van vroeger van het repertoire afgevoerd om met frisse moed een nieuw begin te kunnen maken.”

Zo bleek het pretentieloos bedoelde Before Sleep Comes de opmaat tot Innocence, waarop Bloom zich eens te meer doet gelden als een romanticus uit duizenden, die nochtans verre van wereldvreemd overkomt. Vanuit zijn woonkamer in County Kildare zingt hij warmhartig over mensen, plaatsen en muziek in de Balkan, Afrika, Amerika en Brazilië. En naast de vertrouwde lofzangen op de seizoenen en een handvol intieme liefdesliedjes bevat dit paradijselijk klinkende album allesbehalve kleffe pleidooien voor mededogen, vrijheid, vergevensgezindheid en argeloosheid. “Ik mag dan een dromer zijn, daarmee ben ik nog lang niet blind voor wat er buiten mij om allemaal aan krankzinnigs gebeurt. Tegelijkertijd weiger ik pertinent mij over te geven aan cynisme en nihilisme. Ik geloof heilig dat het goede in de mens op den duur zal zegevieren. Zulke woorden mogen dan misschien naïef klinken uit de mond van een man van vijftig, maar wie zijn onschuld weet te bewaren, zal van zijn levensdagen nooit de hoop op betere tijden verliezen.”