Neil Young - Gedonderjaag

Juli 1990

In de jaren tachtig stuiterde hij als een knikker in een flipperkast van het ene naar het andere genre, wat leidde tot een verwarrende serie even afwisselende als wisselvallige albums. Toch bleven welwillende recensies hem ten deel vallen, want geen kwaad woord over Neil Young, zo lijkt het wel. Op slag van het nieuwe decennium revancheerde hij zich echter met het veelzijdige meesterwerk Freedom, dat met een scherp verslaggeversoog de kritieke toestand van de Verenigde Staten bezag. Des te positivistischer van toon klonk de snel verschenen opvolger Ragged Glory, waarop hij zich meer dan ooit deed gelden als een briljante herrieman. Verrassend genoeg kreeg Oor in die periode een exclusief telefonisch interview aangeboden met de toen 44-jarige Canadese Amerikaan, die om half negen ’s ochtends Californische tijd al helemaal op scherp bleek te staan.

Vorig jaar op solotournee liet je je ontvallen dat een reünie met Crazy Horse nog wel even op zich zou laten wachten. Ragged Glory komt daarom des te meer als een verrassing.

“Niets is zo veranderlijk als de mens. In die periode had ik als muzikant genoeg aan mezelf. Toch lag een hernieuwde samenwerking met Crazy Horse toen al in de lijn der verwachtingen. Kijk je namelijk terug op mijn loopbaan, dan zie je dat we al twee decennia lang om de twee, drie jaar een album opnemen of op tournee gaan, terwijl ik in de tussenliggende fases telkens met andere mensen speelde. Er zit een zekere natuurlijke regelmaat in, net zoals in de wisseling van de seizoenen.”

Je zou dus kunnen zeggen dat Crazy Horse je muzikale thuishaven is.

“In zekere zin wel. Crazy Horse is een hecht collectief, niet ik en een stel begeleiders, zoals in alle andere gevallen. Vandaar dat al onze albums een min of meer vaste stijl bezitten, iets wat je van mijn soloplaten nou niet bepaald kunt zeggen. Als gitarist kom ik nergens zo goed tot mijn recht als in die groep. Met The Restless mocht ik dan onlangs ook flink van leer trekken, aan lange improvisaties waagde ik me toch niet. Alleen binnen Crazy Horse kan ik mijn gang gaan zonder op de anderen te hoeven letten, omdat we elkaar zó goed aanvoelen dat ze me zonder problemen kunnen volgen.”

Je werk met Crazy Horse wordt gekenmerkt door een enorme intensiteit en dat geldt in het bijzonder voor Tonight’s The Night, een album dat zich bijna niet integraal laat beluisteren, zo heftig is het.

“Je moet er wel voor in de juiste stemming zijn, ja, het is nou niet bepaald een plaat om gezellig tijdens de afwas te draaien.”

Maar op het moment dat je die opnamen voor het eerst terughoorde, moest je toen niet ontzettend schrikken?

“Integendeel, ik vond het prachtig wat ik hoorde. Dat album ontstond in een roes van alcohol ter nagedachtenis aan twee vrienden die door een overdosis om het leven waren gekomen. Ik ervoer die muziek helemaal niet als te intens, zeker niet vergeleken met de treurige omstandigheden waarin die opnamen plaatsvonden.”

Als muzikant kampte je in die periode ook met een soort identeitscrisis. Je toetreding tot Crosby, Stilis & Nash en je eigen soloplaat Harvest hadden je een sterstatus bezorgd, waar je zo snel mogelijk van af wou. Was zo’n album als Tonight’s The Night nou eigenlijk een commerciële zelfmoordpoging?

“Nee hoor, helemaal niet. Ik maakte gewoon de muziek die in mij opkwam. Overigens vond ik het best fijn toen ik volslagen onverwacht een idool werd, maar al gauw ervoer ik die positie als behoorlijk lastig. Je wordt immers geacht rekening te houden met de wensen van het grote publiek. Als je de mensen echter op hun wenken wil gaan bedienen, kun je er beter meteen mee ophouden. Toch heb ik de massa niet doelbewust tegen me in het harnas willen jagen, ik had alleen het geluk dat waar ik mee bezig was volstrekt niet beantwoordde aan de algemene verwachtingen.”

Crazy Horse is vernoemd naar een Indianen-opperhoofd, terwijl je verder ook over Indianen hebt gezongen. Wat fascineert je eigenlijk in dat volk?

“Dat kan ik niet zo duidelijk onder woorden brengen. Het is een buitengewoon spiritueel volk, dat zich verbonden weet met de aarde, een combinatie die zeer tot mijn verbeelding spreekt. Maar naast de Indianen zijn er nog andere exotische stammen en volkeren in de geschiedenis die mij op een of andere wijze inspireren, met name de Mexiancen, de Azteken en de Egyptenaren.”

Er staat een nummer op Ragged Glory met als titel Fuckin’ Up. Daarmee smeek je als het ware om zo’n sticker op de verpakking die de consument waarschuwt dat het album schunnige taal bevat.

“De platenmaatschappij heeft besloten daar geen gehoor aan te geven. Want in tegenstelling tot wat menigeen buiten de Verenigde Staten vermoedt, is zo’n sticker geen wettelijke verplichting maar een vrijwillige keuze, hoewel die actiegroep van verontruste huismoeders het liever anders zou willen. Maar zelfs áls mijn album gebrandmerkt zou zijn, wat dan nog? Overigens krijgt elke plaat al sinds jaar en dag een etiket opgeplakt, in die zin dat ze onder een bepaald genre wordt gecatalogiseerd. Zodoende weten alle radiostations in Amerika, zonder dat ze er ook maar één noot van gehoord hoeven te hebben, meteen of de muziek in kwestie al dan niet binnen hun programmaformule valt. Over radio gesproken, kunnen ze bij jullie een nummer als Fuckin’ Up ongecensureerd draaien?”

Geen enkel probleem.

“Bofkonten. Bij ons moeten ze van hogerhand die twee woorden wegpiepen. Maar wie weet waagt iemand het er wel op bij een zender die onderdeel uitmaakt van een van de nationale omroeporganisaties. Ze kunnen immers moeilijk een paar honderd stations tegelijk uit de lucht halen. Afgezien daarvan is zo’n ingeburgerde uitdrukking als fuckin’ up natuurlijk vrij onschuldig vergeleken bij wat anderen er tegenwoordig allemaal voor taal uitslaan.”

Je refereert nu uiteraard aan de 2 Live Crew. Wat vind jij van hun arrestatie en het proces dat ze is aangespannen?

“Ach, op de keper beschouwd is er niets nieuws onder de zon. Al zolang de rock ’n’ roll bestaat, dienen zich op gezette tijden morele kruisridders aan, die ten strijde trekken tegen de zogenaamd verpestende werking van bepaalde muziek of artiesten op hun arme bloedjes van kinderen. Het gedonderjaag is in feite al aan de gang sinds Jerry Lee Lewis zijn piano neukte en Little Richard zijn microfoon pijpte. Met dit verschil dat de kwestie rond de 2 Live Crew door de media buiten alle proporties wordt opgeblazen, omdat popmuziek inmiddels is uitgegroeid tot een gigantische industrie. En dan die gewichtige discussies over de vraag of dit mogelijkerwijs een verkapt proefproces is, waarmee men een precedent wil scheppen dat vroeg of laat tot een algehele zelfcensuur zal leiden. Ik zal mij nooit en te nimmer door iets of iemand laten muilkorven. Ik blijf zeggen wat ik op mijn lever heb en wel op de manier zoals het mij voor de mond komt.”

Fatsoensrakkers vallen altijd over onverbloemd, vaak provocerend taalgebruik in popmuziek, maar ze storen zich zelden of nooit aan geëngageerde teksten, terwijl die toch veel bedreigender zijn voor de gevestigde orde, aangezien ze de luisteraar de ogen kunnen openen voor allerlei misstanden.

“Het feit dat de waarheid voor sommigen bedreigend mag zijn, betekent nog niet dat ze ook daadwerkelijk gevaarlijk is.”

Sommige van je platen bezitten iets onmiskenbaars vooruitziends. Hawks & Doves, bijvoorbeeld, bleek achteraf een frappant beeld te geven van het Amerikaanse nationalisme, zoals dat door Ronald Reagan in de jaren tachtig zou worden opgepompt.

“In politiek verband is het toch heel gewoon om van haviken en duiven te spreken?”

Jawel, maar daarnaast schetste je ook de rampzalige effecten van Reagan's binnenlandse economische beleid, die opmerkelijk genoeg geen negatieve invloed hadden op het patriottisme van de gewone man. Dat zou je visionair kunnen noemen?

“Ah joh, dat was gewoon een kwestie van stom geluk.”

Behalve uit je muziek blijkt je sociale bewogenheid ook uit Farm Aid, het jaarlijkse festival dat je samen met John Mellencamp en Willie Nelson hebt opgezet. Waarom trek je je juist het lot van de boeren zo aan? Per slot van rekening ben je geen jongen van het platteland.

“Nou, ik kom anders uit een dorp van maar zeshonderd inwoners, dat omringd was door boerderijen. Bovendien woon ik al ruim twintig jaar op deze Californische ranch met een grondoppervlak van zo’n achthonderd hectare. Ik bezit een veestapel van een paar honderd stuks en verder houden we hier paarden, kippen en wat al niet meer, terwijl we daarnaast ook nog aan landbouw doen. Kortom, ik mag dan niet leven van het boeren, maar daarom leef ik nog niet minder voor het boeren.”

Wat heeft Farm Aid in de loop der jaren aan concrete resultaten opgeleverd?

“Of er op politiek gebied succes is geboekt, laat zich moeilijk vaststellen. Maar er bestaat nu tenminste een noodfonds, waarmee boeren die het water tot aan de lippen is gestegen directe hulp kan worden geboden. Farm Aid is in eerste instantie een liefdadigheidsorganisatie, die tussen de bedrijven door ook nog wat probeert te lobbyen. Zelf hou ik me daar overigens verre van. Ik heb het nu eenmaal niet zo op politici.”

Jullie werk voor Farm Aid ligt in het verlengde van het muzikale activisme van Woody Guthrie. Bij zijn installatie in de Rock & Roll Hall Of Fame hadden ze jou gevraagd voor de toespraak. Beschouw jij jezelf als iemand die zijn traditie levend houdt?

“Ik zing over wat ik zoal beleef en observeer, en dat probeer ik consequent met een humoristische inslag te doen. En dan wil er weleens een album uit de bus rollen als Freedom, een plaat die je inderdaad in de traditie van Woody Guthrie kunt plaatsen. Overigens heeft hij mij niet rechtstreeks beïnvloed, maar hooguit indirect, namelijk via Bob Dylan, dus zodoende mag je gerust stellen dat wij drieën schakels zijn van een en dezelfde ketting. En misschien dient er zich in het jaar 2000 iemand aan die op zijn beurt door mij sterk beïnvloed blijkt. Zo wordt die muzikale ketting mettertijd steeds langer.”

Ben je eigenlijk beducht om beïnvloed te raken?

“Toen ik pas begon wel. Ik was zo’n enorme bewonderaar van Dylan dat ik op een gegeven moment ophield naar zijn muziek te luisteren uit vrees dat ik tot een epigoon van hem zou verworden. Die angst ken ik al lang niet meer. Een aantal jaren geleden vond ik het zelfs inspirerend om allerlei genres te pasticheren. Ik verdiepte me in een bepaalde stijl en vervolgens kroop ik in de huid van iemand anders alsof ik deelnam aan een rollenspel. Tegenwoordig luister ik alleen nog maar bij toeval naar andermans muziek, ik bedoel, ik zal niet zo gauw zelf een plaat opzetten. Ik maak liever muziek.”

Gezien je indrukwekkende produktiviteit schijn je nooit om inspiratie verlegen te zitten.

“Het zo gevreesde writer’s block is me tot op heden bespaard gebleven, ik heb alleen soms last van schrijfkramp. In mijn hoofd barst het constant van de nieuwe liedjes en vanwege ruimtegebrek moeten ze er zo snel mogelijk uit om plaats te maken voor weer andere nummers. Vandaar ook dat ik gewoon ben om in de studio razendsnel te werken. Twee albums per jaar afleveren zou me geen enkele moeite kosten.”

Als je een nummer in een vlaag van inspiratie geschreven hebt, schaaf je het dan achteraf nog bij?

“Waarom denk je dat mijn teksten nauwelijks rijmen? Nee, aan redigeren begin ik niet. Ik wil wel eens kleinigheid in een regel veranderen, omdat ik anders over de woorden struikel. Wat overigens zelden of nooit gebeurt, want doorgaans onstaan mijn teksten al zingend, waarbij ik niet een instrument nodig heb. In de regel gebruik ik hij het componeren een akoestisch instrument, maar Ragged Glory heb ik geschreven op een elektrische gitaar met de versterker op twaalf.”

Het creatieve proces heeft toch iets magisch. Vraag je je nou nooit eens af waar al die liedjes in hemelsnaam vandaan komen?

“Iets zet me aan tot schrijven en dan leidt de ene regel automatisch tot de andere. Het gaat maar door. Ik hoef er bij wijze van spreken zélf niets voor te doen. Vooral als ik koorts heb stromen de liedjes er bij mij uit. Als het lichaam ziek is, verzwakt namelijk de controlerende macht van het bewustzijn en neemt het onderbewuste het heft in handen. Ja, daar komt het in wezen op neer: je moet het onderbewustzijn de vrije loop laten.”