Rowwen Hèze - Leven met een zeven

April 2000

“Kijk, hier trekt vader zich nou terug als het hem allemaal teveel wordt.” Met een weids armgebaar toont Jack Poels de ingebouwde zolder boven de garage. Rechts van de steile trap een afgeschoten ruimte, net groot genoeg voor een twijfelaar en zonnehemel. Links daarvan de zitkamer met een kolos van een leren bankstel rond een hopeloos ouderwetse salontafel. Tegen de korte wand in een nepschouw een snorrend gaskacheltje met elektrisch vlammende houtblokken. En daarboven, gekregen van zijn zus, de opgezette kop van een everzwijn. “Alleen één ding ontbreekt nog,” zegt hij breed grijnzend, “en dat is het schilderij van het zigeunermeisje.”

“Waarom maak je er eigenlijk geen jongenskamer van?” had zijn hoogzwangere vriendin ruimhartig voorgesteld toen van de zomer die rommelzolder er dan eindelijk zou komen. Een gouden idee, vond hij meteen. En dus besloot hij gelijk ook om niet op een cent te kijken. Een fatsoenlijke vloer er in, de hele zaak keurig laten aftimmeren en opschilderen én, dat op de allereerste plaats, er moesten twee dakramen in. “Dan kon ik lekker onderuit in een fauteuil genieten van de regen boven mijn hoofd. Want wat is er nou mooier dan met Tindersticks of Tom Waits op de achtergrond te luisteren naar het tikken van de druppels op het venster? Wat bleek alleen? Ik krijg het gevoel niet meer. Het was al wat minder aan het worden, maar sinds Jan is het echt helemaal weg. Dat zwelgen in melancholie - ik heb het kennelijk gehad.”

“Sinds Jan.” Het lijkt het aloude verhaal: een kind geeft je plotsklaps een geheel nieuwe kijk op het leven. Bij Jack Poels (42) ligt het echter net even iets anders: de dagdromer is wakker geschud. En daarbij en passant verlost van zijn laatste dwangneuroses. Wat heeft hij al niet afgezongen over angsten als bergen zo groot, voor ziekte, ellende en dood? Voorgoed verleden tijd allemaal. “Aan de snelweg tussen Eindhoven en Sevenum ligt een industrieterrein. Telkens als we er ’s nachts na een optreden langsreden, moest ik per se een blik op die lichtreclame van De Kopiesneller werpen. Deed ik dat niet, dan zou er onherroepelijk iets verschrikkelijks gebeuren. Marc, de chauffeur naast wie ik altijd zit, wist ervan, zodat hij me kon waarschuwen voor het geval ik in slaap mocht zijn gesukkeld. Maar op een keer toen Jan pas geboren was, ontdekte ik kilometers later dat ik domweg vergeten was om er naar te kijken. Eén moment vreesde ik nog dat ik het onheil over mezelf had afgeroepen. Direct daarop besefte ik: ‘Nee Poels, het is nu eindelijk afgelopen met al die waanideeën en droombeelden van jou.’”

Liefst twee nummers over het jonge vaderschap staan er op Vandaag, het nieuwe album van zijn groep Rowwen Hèze. Je houdt je hart vast bij het idee alleen al, maar geen zorg: het blijken ‘kleine’ liedjes, verschoond van vals sentiment en toch overlopend van gevoel. Het country-achtige Kleine Man, dat de eerste momenten na de geboorte beschrijft, kent een sussend, haast bezwerend refrein: Nu is het goed, alles komt goed, het is goed, we hebben het goed. Het slotnummer Vader, waarvan de titel overigens nergens in de tekst voorkomt, doet onwillekeurig denken aan Jacques Brel, zeker ook door de prachtig uitwaaierende finale in de beste musettetraditie. Slenterend door de tuin ontwaart de zanger een gestorven musje, dat hem aan het mijmeren zet over de willekeur waarmee het lot beschikt over leven en dood. Dan ziet hij opeens weer het beeld van die hand op haar buik voor zich, waarna de tijd even verspringt en hij op de bank ligt met in zijn armen de baby - van geluk uitgeteld, grote beer is geveld.

*******

“De angst om afgerekend te worden op mijn ontroering speelt bij mij onder het schrijven absoluut niet mee,” zegt Jack Poels. “Ik probeer alleen maar door te dringen tot de kern van wat er in mij omgaat en dan worden zelfs de meest overweldigende ervaringen haast vanzelf teruggebracht tot iets wat bijna banaal lijkt. Liedjes in hun meest pure vorm blijven toch het allermooiste, niet in de laatste plaats omdat ze nooit zullen gaan vervelen, al hoor of zing je ze nog zo vaak. Vroeger wou ik nog wel eens noteren wat mij in een onbewaakt moment te binnenschoot, maar ik gruwde van mezelf als ik die zinnen dan later teruglas. Hoe had ik ooit zoiets overdrevens op papier kunnen zetten? Het was niets anders dan een hijgerig snakken naar het onder woorden brengen van iets groots en meeslepends.”

In de Peel doet het verhaal de ronde over de begrafenis van een boerenzoon uit Ysselsteyn, die bij een brommerongeluk om het leven was gekomen. De jongen had thuis opgebaard gelegen en omdat hij zo’n fan van Rowwen Hèze was geweest, had zijn moeder tot ontsteltenis van het vele bezoek de godganse dag door hun platen gedraaid - knokenhard, net zoals haar zoon altijd placht te doen. Op de ochtend van de uitvaart hadden zijn beste vrienden de kist achter op een tractor gehesen en zo was het over de lange Boerderijweg richting dorpskerk gegaan. Vanaf elk erf dat ze waren gepasseerd, had zich weer een tractor bij de stoet gevoegd, die zich als een carnavalsoptocht had voortbewogen op de opwekkende klanken van Rowwen Hèze.

“Mooi hè?’ verzucht Jack Poels. “Daar doe je het uiteindelijk allemaal voor. Het hoogste wat je volgens mij als artiest kunt bereiken, blijft toch het geven van troost aan andere mensen. In eerste instantie schrijf ik dan ook niet voor mezelf, al mag dat dan misschien wel erg nobel klinken. Af en toe hoop ik via een tekst een bepaald iemand te bereiken en een enkele keer probeer ik mezelf een hart onder de riem te steken, dat wel, maar dat zijn de uitzonderingen die de regel bevestigen. Want in het algemeen geloof ik niet dat het echt veel helpt om dingen van je af te schrijven, laat staan dat het de sleutel is tot een gelukkiger leven. Voor mij is het in ieder geval beslist geen vorm van therapie. Er zit alleen een niet te blussen drang in mij om gehoord te worden. Net zoals sommige zangers mij tot tranen toe weten te roeren, zo wil ook ik bij wildvreemden de gevoelige snaar raken. En al kost het me nog zoveel pijn en moeite, daarom moet en zal ik liedjes maken.”

*******

Twee dagen later spoelt Jack Poels in een kleedkamer van de Goudse schouwburg met een glas bier een stuk kersenvlaai met slagroom weg. Het loopt tegen elf uur ’s avonds en Rowwen Hèze heeft het theaterprogramma Van America Helemaal Naar Amerika er nu definitief op zitten. Traditiegetrouw bij zo’n laatste voorstelling had de crew allerlei practical jokes verzonnen om de groep van haar stuk te brengen: het geluid van een overgaande gsm midden in een verhaaltje over een verloren mobiele telefoon, een deur die bleef klemmen zodat het zestal niet letterlijk doch figuurlijk afging en meer van die onschuldige pesterijtjes. Niemand raakte echter van zijn apropos, al was de hilariteit onder het publiek er niet minder om. En dan te bedenken dat de jongens tijdens hun vuurdoop in het theater ooit speelden alsof ze, zoals een recensent het zo treffend wist te form uleren, met twee koffers vol cocaïne door de douane moesten.

Op de kop af over vier weken staat Rowwen Hèze in Emmen een tennishal op zijn kop te zetten om pas rond enen de laatste toegift te geven. Anders dan vanavond zullen voorman Jack Poels, accordeonist Tren van Enckevort, trompettist Jack Haegens, gitarist Theo Joosten, bassist Jan Philipsen en drummer Martîn Rongen er na afloop totaal afgepeigerd bij hangen. En dan moet de lange tournee langs de feesttenten nog beginnen. Maak hartje zomer zo’n optreden eens aan de zijkant van het podium mee en het koude zweet loopt je tappelings langs de rug, terwijl je in een mist van stoom naar adem staat te happen. Een bergetappe in de Tour de France lijkt er kinderspel bij.

“Het is een soort van topsport - absoluut,” beaamt Jack Poels op zijn jongenskamer in America. “Na drie van zulke optredens kost het me telkens een paar dagen om weer te herstellen. Voor mijn omgeving ben ik dan allesbehalve een aangenaam mens. Ik heb last van mijn oren, ik heb keelpijn, spierpijn, koppijn en daarbij ben ik ook nog eens doodmoe. En het is echt geen kwestie van dat de jaren onderhand gaan tellen. Aan sport heb ik nooit gedaan, dus toen Rowwen Hèze eenmaal begon te lopen, had ik in vergelijking met nu een conditie van niks. Nee, het ligt aan de omstandigheden, waar vier van de vijf keer iets aan mankeert. Als het geluid niet deugt, sta ik mezelf soms zodanig te overschreeuwen dat ik bang ben dat mijn kop uit mekaar barst. Hoe lang valt het allemaal nog op te brengen, vraag ik me steeds vaker af. Aan de andere kant wil je het ook niet graag verkwanselen. Zolang je gevraagd wordt om te komen spelen, moet je daar gehoor aan geven, vinden wij. Want we hebben geen dwingeland achter ons staan, het is het bandje zelf dat van geen ophouden weet. Maar sociaal gezien, wordt de toestand er voor de betrokkenen zeker niet mensvriendelijker op. Niet voor niets wordt er bij iedereen van ons thuis geregeld aan de bel getrokken.”

Met heimwee bijna kan Jack Poels terugdenken aan die tien dagen van de winter toen hij en zijn vriendin allebei waren geveld door de griep. De een maakte eens wat te eten of te drinken, de ander bekommerde zich om de kleine en dan weer snel terug in bed. Te ziek om de deur uit te gaan of om bezoek te ontvangen, waren ze al die tijd praktisch van de buitenwereld afgesloten. Wanneer hij ’s avonds laat uit het raam keek, zag hij in het schijnsel van de straatlantaarns de rijp op de auto’s liggen. En als dat de volgende dag weer het geval bleek, dan hield hij daar een vredig gevoel aan over. “De enige reden waarom we in dit leven een beetje opwinding maken, is de wetenschap dat we op een gegeven moment doodgaan, hoorde ik laatst iemand op de televisie beweren. Maar ik vind het juist een geweldig gevoel als de tijd zo traag als een slak voorbijkruipt. Daarom hou ik ook zo van die visvakanties in Ierland. Langzaam over de rivier van haventje naar haventje varen en dan ’s avonds op zoek naar een café om wat te drinken en te praten. Die oude streken daar doen me denken aan hoe het twintig jaar geleden bij ons op het dorp was. Overal op straat ruikt het er nog naar turfkacheltjes. En de regen kan er vaak dagen aan één stuk met bakken uit de hemel vallen.”

Al zo lang niet meer gedaan: met zijn allen ergens naar toegegaan, zingt hij op z’n Limburgs in Andere Wind, de opener van Vandaag. Net als de vorig jaar verschenen prachtsingle Auto, Vliegtuug haalt het liedje vakantieherinneringen op aan de Ierse provincie Limerick. “Met veertien man op twee boten in veertien dagen de Shannon naar boven - dan heb ik de tijd van mijn leven,” klinkt het verzaligd. “Ik heb van jongs af steeds gezorgd dat ik deel uitmaakte van een club. Vroeger zat ik in de ART-bende, het American Racing Team oftewel de Americaanse Rotzooi Trappers, zoals wein de volksmond werden genoemd. Zes jongens met een brommer en een eigen bar, die elkaar belangrijker vonden dan de meiden. Daarna kwam de band Bad Edge en uiteindelijk werd het Rowwen Hèze. Ik hoor graag ergens bij - ik ga het liefst in een geheel op. Als ik in mijn eent je was geweest, zou het niets geworden zijn met de muziek. Dan had ik gezegd: ‘Aarde, verzwelg mij.’”

*******

Jack Poels leidt op Vandaag een benijdenswaardig luizenleven. Het album laat zich beluisteren als een hedendaagse versie van Aus Dem Leben Eines Taugenichts, de klassieke romantische novelle van Joseph von Eichendorff, die vroeger op de boekenlijst van zowat elke middelbare scholier stond. Hij maakt lange wandelingen met zijn hond door de ’s winters zo troosteloze Peel, hij hangt in de kroeg, viert kermis of zakt zomaar een nacht door, hij gaat eens met een stel kameraden op vakantie naar Ierland of Amerika, en anders blijft hij wel de godganse dag in zijn nest liggen - niets zoeken en niets vinden. Een doodenkele keer raakt de orde verstoord als hij tot over zijn oren verliefd wordt, zoals bezongen in het roerende November, een bewerking van de Ierse traditional Raglan Road - maar dan kan hij altijd nog het geluk weggooien. Rompslomp aan zijn kop, onrust in zijn hart - Jack Poels kan het missen als kiespijn. Om maar te zwijgen van de verantwoordelijkheid die hij als voorman van Rowwen Hèze voelt, want om met hun producer Rob van Donselaar te spreken: hij staat nu eenmaal aan het hoofd van de voedselketen. De hele plaat is in wezen dan ook één intens terugverlangen naar die zorgeloze jaren van weleer toen hij nog ongestraft ergens een weekje tijd kon stelen.

De dag loopt hier voorbij en vanavond languit in mijn stoel - dit is wat ik bedoel: geen wonderen voor mij,zo klinkt het op Klaar, het nieuwe album van Doe Maar. Leven Met Een Zeven heet het liedje en Jack Poels schreef de tekst voor Henny Vrienten, die op zijn beurt de muziek van Vader componeerde. Maar waarom zo laag gegrepen? Waarom niet een gooi naar het grootse gedaan? “Ach, wat zou je je druk maken als je er uiteindelijk zo weinig mee opschiet?” zegt hij eerder opgeruimd dan berustend. “Vroeger op school was ik dik tevreden wanneer ik een zeven haalde. Wat heet: een zesje vond ik al goed genoeg. Zolang het maar geen onvoldoende was, hoorde je mij niet klagen. Ik hoefde geen achten, net zo min als vieren - ik had liever constant zevens. Een hoger cijfer zat er waarschijnlijk toch niet in, dus wat zou ik streven naar een negen. Zo sta ik ook tegenover het leven. Ik bedoel: ik laat het komen zoals het komt. Ik hoef niet zo nodig op jacht naar het grote geluk. Af en toe overvallen worden door een kort moment van geluk - dat is eigenlijk alles wat ik vraag.”