Ontroostbaar

Maart 2010

What are we living for? Two-room apartment on the second floor. Deze woorden uit Dead End Street van The Kinks mag ik Ray Davies graag nazingen wanneer aan het begin van het jaar de ene na de andere aanslag inzake de eigen woning op de mat valt. Enfin, bij ons op twee hoog – zonder balkon! – bevindt zich sinds vorige winter een heuse walk-in closet, die onder meer zo’n zeven meter langspeelplaten herbergt. In het bescheiden rijtje ‘Diverse artiesten’ staat helemaal rechts Zing Je Moerstaal, een collector’s item uit 1976, waarop popmuzikanten liedteksten van dichters vertolken – naar een idee van de eeuwige Ad Visser.

Nee, het gaat nu niet over het prijsnummer Terug Naar De Kust, geschreven door Theun de Winter en zo hartverscheurend vertolkt door Maggie MacNeal. Mist en regen, westenwind – zeg mij of ik het ooit weer vind. Vergeleken bij haar klinkt Peter Koelewijn natuurlijk helemaal als een kraai, maar de tragikomische tekst van Perpetuum Mobile is er niet minder om. Verstokte somberman Hans Dorrestijn laat een bevallig meisje uit medelijden verliefd worden op een zielenpoot, die dan uiteraard opeens zijn geluk niet op kan, waarna ze hem binnen de kortste keren laat vallen. Nu ben ik weer de oude: mager, triest, melancholiek. Je kunt weer van me houden.

Hoe ik hier eigenlijk op kom? Welnu, ergens in het begin van deze eindelijk afgelopen rotwinter kreeg ik een fotokopie van Een Verlangen Naar Ontroostbaarheid, ‘een filosofisch essay over Freud en melancholie’ van wijlen Patricia de Martelaere. De passage was nog net niet gemarkeerd, maar toch, het werd me evengoed onder de neus gewreven. “Door ontroostbaar te worden maakt de melancholicus zichzelf in zekere zin ook onkwetsbaar: niets vanuit de buitenwereld kan hem nog ongelukkig maken, hij is het vanzelf al, uit zichzelf al – en hij klampt zich aan zijn lijden vast als het enige, volstrekt enige, dat niemand hem buiten zijn wil kan ontnemen.” Tja.

Goed, dan nu de vraag: bestaat er een lied dat mij doet zwelgen in ontroostbaarheid? Eh, ja, dus: Linda Paloma van Jackson Browne, te vinden op zijn standaardplaat The Pretender uit, alweer, 1976. Gespeeld op harp, vijuela, guitarrón, gitaar en viool klinkt het als een Mexicaans folkloreliedje – romantisch tot en met. En inderdaad: I was the endless sky and you were my Mexican dove. Maar de verleden tijd verraadt het al: er is sprake van een vervlogen liefde. Dit is hun laatste nacht: hij kijkt hoe zij slaapt, de dag staat op aanbreken, straks zal zij gaan – tegen wil en dank. Tot zij de hoek omslaat en ineens opluchting in zich voelt neerdalen – en verwachting ook, vooral verwachting.

Mooi, toch? Ware er niet de lijdzaamheid in de stem van de zanger. I know all about these things, Linda Paloma, heet het eerder berustend dan geruststellend. Fly away, Linda Paloma. Waarop de Mexicaanse muzikanten haar al zingend uitzwaaien. En Jackson Browne? Hij blijft achter – ontroostbaar. Voor zolang als het duurt, uiteraard. Wat er trouwens verder niet toe doet, want dat gevoel van ontroostbaarheid bezingt hij zó hemels mooi – je gaat er vanzelf naar verlangen.