Jack Poels - Het Gevoel Van De Rem
Heaven heeft de 100 gehaald, Rowwen Hèze werd dit jaar 30. Wij kozen 10 lievelingsliedjes uit het oeuvre van de dialectband waar Limburg trots op is, voorman Jack Poels (60-) geeft er tekst en uitleg bij. “Herinneringen vervullen mij met een zoet soort van verdriet.”
De Peel In Brand (1991) / Goud (1995)
Paul McCartney heeft zich eens laten ontvallen dat het wel leek alsof Yesterday al bestond, zo snel had hij het geschreven. Die ervaring had ik met De Peel In Brand. Ik heb het vaak genoeg geprobeerd, maar de directe aanleiding kan ik niet meer achterhalen. Wel herinner ik me nog dat sommige tekstregels uit oude liedjes van Frans Halsema me in die tijd erg aanspraken, net zoals de plaatsbepaling en sfeerbeschrijving van Het Dorp van Wim Sonneveld. Die witte strepen in de lucht heb ik trouwens uit een liedje van Joost Belinfante. Ik was ook zo’n jongen die graag op zijn rug in het gras met een sprietje in zijn mond naar de lucht lag te staren. De ondergaande zon die de Peel in brand leek te zetten, herinner ik mij uit mijn kinde toen ik op een keer over de Zwarte Plak naar huis fietste. Tientallen jaren later zag ik op een ochtend in de auto op weg van America naar mijn werk in Horst de harde zon over de berijpte velden schijnen. Een prachtig rustiek beeld, zo eenvoudig eigenlijk, maar tegelijk zo wonderschoon dat ik onwillekeurig het vermoeden van iets hogers kreeg. In het laatste couplet van Goud laat ik mensen ’s avonds bijeenkomen in het café of gewoon thuis, dit vanuit de gedachte dat niemand buiten geborgenheid kan. Grappig genoeg staat dat jongetje van De Peel In Brand op zijn tenen voor het raam van zijn slaapkamer naar de grote donkere buitenwereld te turen.
Vlinder (2003)
Toen ik Slaid Cleaves dit liedje op het Americanafestival Blue Highways hoorde zingen, wist ik halverwege al dat het op de volgende plaat van Rowwen Hèze zou komen, zo zeer sprak de melodie van Lydia mij aan. De originele tekst gaat over een vereenzaamde weduwe, maar daar kon ik niet zo veel mee. Zo dreigde het nummer op de plank te blijven liggen, totdat ik op een zaterdagmorgen in de krant een verhaal las over Nicky Verstappen, een elfjarige jongen uit Heibloem die tijdens een jeugdkamp op de Brunssummerheide op een avond verdween en de volgende dag vermoord werd teruggevonden. Vijf jaar na dato was de dader nog steeds niet gepakt en zijn moeder hoopte met dat interview het vastgelopen onderzoek weer vlot te trekken. De regionale televisie maakte een reportage over die onverkwikkelijke zaak met mooie beelden van die hei, en opeens zag ik de hele tekst voor mijn geestesoog afspelen. Voor de kerk van Heibloem staat een monument voor Nicky met aan het voetstuk een vlinder, een veelgebruikt symbool voor een verloren kind, vandaar de titel. We wilden het liever een beetje in het midden houden, maar iedereen in Limburg wist gelijk waar het over ging. Zodoende ging het liedje vanzelf een eigen leven leiden.
Shane (2006)
Shane MacGowan is niet zo’n type die het mooier maakt dan het is, vooral zichzelf niet, dus daar hoef je alvast niet meer doorheen te prikken, zoals bij zoveel anderen. Ik geloof die man ogenblikkelijk en onvoorwaardelijk. Op de eerste drie albums van The Pogues zal ik nooit van mijn leven uitgeluisterd raken. Wat een pareltjes van liedjes toch over allerlei menselijke tekorten, al zingt hij niet minder mooi over verliefheid en feestelijkheid. Een man naar mijn hart. Bij hem gaat het gevoel van de rem. Hij geeft zich volledig, maar dan wel zonder te schmieren, want dat ligt nu eenmaal niet in zijn aard. De naald blijft zogezegd in de groef, wat spijtig genoeg niet geldt voor zijn persoon. Iemand vertelde me eens dat hij Shane had gevraagd een plaat van The Pogues te signeren. Hij had de elpee uit de hoes gepakt, zo dronken als een maleier wat in zichzelf gegrinnikt en hem toen als een frisbee van zich af gekeild.
Gespeegeld In De Raam (2003) / November (2000)
Gespeegeld In De Raam heeft zich precies zo voor mijn ogen afgespeeld. Ergens in het eerste jaar na mijn scheiding ging ik met een muzikale vriend een weekje naar de Ierse westkust. Stiekem hoopte ik dat daar misschien een liedje zou aanspoelen, want het ontbrak me al tijden aan inspiratie. Het bleek ijdele hoop, ik kreeg geen moment de geest. Op weg van Schiphol terug naar huis komt er in de trein een mooie vrouw tegenover me zitten. Zij staart de hele rit met een boek in haar handen naar buiten, ik kijk de hele tijd naar haar spiegelbeeld in het raam. Pas als ze opstaat, kruisen onze blikken zich eventjes, waarna ze uitstapt en in het donker van de avond oplost. Het was weer eens zo’n opwelling van pure verliefdheid. Dat je iemand een honderdste van een tel aankijkt en dat dan alles zo dichtbij lijkt. Het is zo’n moment om voor eeuwig vast te houden, maar ook dat lost meteen weer in het niets op. Weggegooid geluk, noem ik dat in November, wat trouwens letterlijk vertaald is, zoals ik ook dankbaar gebruik heb gemaakt van de verhaallijn van Raglan Road. Die Ierse traditional had ik toen nog niet zo lang geleden leren kennen in de uitvoering van Van Morrison & The Chieftains. Bij mij gaat het verhaal trouwens verder waar de originele tekst ophoudt. Ik heb me bij de hand laten nemen door de fantasie om zo mijn verlangen naar die onmogelijke liefde in zekere zin alsnog te vervullen. Zo gaf ik mijzelf troost.”
Blaad An De Palm (2006)
Zo’n anderhalf jaar na de scheiding stonden we met Rowwen Hèze in Carré. Het was op een maandag, destijds nog de enige avond van de week dat je daar als bandje uit de provincie terecht kon. Op de eerste rij aan het gangpad zag ik een vrouw zitten, tijdens de toegift liepen we al spelend de zaal in, we keken elkaar in de ogen en toen was het gebeurd. En wat kies je als dolverliefd stel dan als vakantiebestemming? Een idyllisch eiland, natuurlijk. Zo belandden we op de Seychellen, waar we domweg gelukkig lagen te wezen aan het zwembad van een hotel tussen palmbomen. Tegelijkertijd lukte het me niet het gemis van mijn zoon thuis in America te dragen. Ik voelde me gewoon schuldig dat ik ergens ver weg zonder hem in luxe lag te baden. Alleen de tijd weet dat het verder gaat, zing ik in het refrein. Alleen tijd wint het van schuldgevoel en spijt. Kan zo op een wandtegeltje, toch?
Megje Van Vermeer (2010)
Elk stel heeft van tijd tot tijd een knallende ruzie, zo eentje die het ergste doet vrezen. Om met Smidje, onze trompettist, te spreken: “Dan lijkt het net Russische staatstelevisie: wel beeld, geen geluid.” In bed lig je dan voor je gevoel vier meter uit elkaar. Het gebeurde tijdens een van De Vrienden Van Amstel en zoals altijd logeerden we met de hele club van Rowwen Hèze die week in Hotel New York. Ik kon de slaap niet vatten en hield het op den duur niet langer uit in bed. In het holst van de nacht ben ik opgestaan en naar een ander hotel gegaan, waar ik onder de krakend verse lakens ben gekropen, nadat ik eerst iets uit de minibar had gedronken. Dat wilde ook al niet helpen, dus ben ik na een paar uur maar weer vertrokken, terug de brug over naar de Kop van Zuid. Al mijn zintuigen werkten voor de volle honderd procent, zoals ze in dat soort situaties plegen te doen. Ik voelde de wind, ik hoorde het water, ik zag de boten die naar verre landen zouden varen. En op kamer 210 bleef Het Meisje Met De Parel van Vermeer me met die halfopen mond en die mooie grote ogen zo lang aankijken dat ik me op een gegeven moment begon in te beelden hoe ze probeerde me een hart onder de riem te steken. Met wat tijd en goede moed komt het allemaal weer goed, fluisterde ze me toe. En inderdaad.
Lucht (1997) / Half 3 (2013)
“Zo, nou hoef je niks meer te bewijzen, tevreden oude dikke grijze,” zei iemand van mijn vroegere bandje Bad Edge tegen mij toen Rowwen Hèze eenmaal in de vaart der volkeren was opgestoten. Daar kreeg ik tranen van in de ogen, want dat ik was overgestapt hadden ze me bepaald niet in dank afgenomen en dat we vervolgens nog succes kregen ook stak al helemaal. Kennelijk was alle verbittering en rancune bij hem vervlogen, hij kon het mij vergeven. Ik vond het ook nog eens prachtig gezegd, vandaar dat ik die zin letterlijk heb gebruikt in Lucht. Sinds De Neus Umhoeg ging het oerend hard met Rowwen Hèze en ik was de uitputting echt nabij. Mijn hele leven stond op z’n kop. Voor mijn gevoel zat ik gevangen in de schijnvrijheid van het muzikantenbestaan. Ik verlangde naar de dag dat ik het voortaan eindelijk eens wat rustiger aan kon doen. In Lucht bedenk ik wat ik dan graag zou willen: wandelen in de bergen, een boerderij beginnen, de wereld rond zeilen, bier brouwen in een klooster of gewoon in het dorp ’s morgens op een terras koffie slurpen. De tekst schreef zich bijna als vanzelf, vooral zinnetjes als: Dan wens ik mij behouden vaart, kapitein, lange baard. Inmiddels ben ik die tevrije alde dikke grieze. Ik kan me het leven niet beter wensen en dat voel ik gelukkig ook elke dag zo. Natuurlijk lig ik op gezette tijden onrustig in bed naar het plafond te staren vanwege de vrees te verliezen wat ik heb, zoals ik in Half 3 bezing. Als ik ga denken aan wat gebeuren kan, maak ik mijzelf bang. Die redeloze angst ligt voortdurend op de loer, maar ik weet nu tenminste hoe ik dat monster moet afschrikken.