Neil Young - Geleden leed

December 1989

Een ontmoeting met Neil Young duurt gewoonlijk niet lang. Eens in de zoveel jaar een enkele uitzondering voor een gerenommeerd Amerikaans vakblad daargelaten, geeft hij zelden of nooit een uitgebreid interview weg, laat staan dat hij het achterste van zijn tong laat zien. Toch stuurt hij journalisten niet gauw met een kluitje in het riet, met dien verstande dat hij alleen wenst in te gaan op kwesties die hem op dat moment bezighouden. Vandaar dat zijn antwoorden kunnen variëren van een afgeronde verklaring tot een niet mis te verstane kwinkslag. Want verrassend genoeg blijkt Young een innemende gesprekspartner, dit in tegenspraak met zijn imago van een introvert artiest die getourmenteerd door het leven gaat. Wie hem nog nooit eerder te spreken heeft gekregen, neemt dan ook, zonder het zelf te willen weten, lichtelijk nerveus tegenover deze enigmatische persoonlijkheid plaats. Zo heerste er pal voorafgaande aan de besloten persconferentie onder de verzamelde journalisten een sfeer van onderdrukte spanning, die onwillekeurig deed denken aan de laatste minuten voor het begin van het eindexamen middelbare school. Met zijn laconieke gedrag stelde de oude hippie het gezelschap echter al gauw min of meer op zijn gemak, terwijl hij zodoende en passant de conversatie aardig op de vlakte wist te houden. Toen ik hem samen met een andere collega laterdie middag nog wat vragen voor de radio mocht stellen, maakte zijn in droge humor verpakte minzame spot om een of andere reden zowaar plaats voor een goedlachse jovialiteit. Kortom, iedereen die hem had ontmoet, kon na afloop bij zichzelf niet anders concluderen dan dat die Neil Young eigenlijk best een aardige  kerel is.

*******

“In de wereld van de rock ’n’ roll ben ik een oude dinosaurus. Als ik om mij heen kijk, zie ik bijna geen dinosaurussen meer, wel veel kleinere dieren die zich razendsnel voortbewegen. Het is hun energie die mij overeind houdt, ik herken in hen het vuur van de rock ’n’ roll. Ik zoek nergens anders dan bij dat vuur, daar haal ik mijn voedsel vandaan. Dinosaurussen hebben veel voedsel nodig, zoals bekend, daarom zijn er niet veel exemplaren meer van over.” Aldus de destijds zesendertigjarige Neil Young in de nazomer van 1982 tijdens ons eerste interview, dat welgeteld zeventien minuten in beslag nam. Zo’n vier jaar later zou er een Amerikaanse groep opstaan die haar naam Dinosaur om juridische reden van het toevoegsel Jr. moest voorzien. En alsof er niet zoiets als toeval bestaat, leverde het trio een opmerkelijke bijdrage aan het vorig jaar verschenen album The Bridge, A Tribute To Neil Young, waarop popmuzikanten uit de alternatieve sector interpretaties ten beste geven van nummers uit diens omvangrijke repertoire.

“Dinosaur Jr. vertolkt Dinosaur Sr., dat was inderdaad even schrikken,” zegt Young. “Aanvankelijk vreesde ik dat ik misschien zou zijn overleden, dus ik moest me eerst in de arm knijpen om me er van te vergewissen dat ik nog leefde. Daarna kon ik met dat eerbetoon wel vrede hebben, zeker gezien het verdienstelijke peil. Ik hoop zelfs dat er in de toekomst, over pakweg een jaar of vijftien, een tweede deel komt, maar dan met muzikanten van andere planeten. The Bridge hoorde ik voor het eerst midden in de nacht in de tourbus, onderweg van het ene na het andere optreden. Toen de versie van Lotta Love keihard door de luidsprekers knalde, ging ik helemaal door het dak. Werkelijk de krankzinnigheid ten top. Beter dan wie ook hebben die gozers van Dinosaur Jr. het waanzinnige in mijn muziek uitvergroot, al hebben ook verschillende anderen juist dat ene element er uitgepikt. Het klonk me in de oren alsof zij mij kenden of alsof ik hen kende.”

*******

“Ik weet dat heel wat fans dachten dat ik gek moest zijn geworden, maar ik deed alleen maar wat in mij opkwam en ik amuseerde mij daarbij kostelijk,” zegt Neil Young als zijn verwarrende oeuvre van het afgelopen decennium ter sprake komt. Met elke plaat wisselde hij rigoureus van stijl, sterker nog, hij verviel van het ene in het andere extreem. Nadat hem door de Amerikaanse vakpers naar aanleiding van het verschijnen Rust Never Sleeps in 1979 als een van de weinigen van zijn generatie ook in de toekomst een rol van betekenis was toebedeeld, reageerde hij prompt: “Er is in de jaren tachtig inderdaad een taak voor mij weggelegd. Ik moet alles afbreken wat ik in de jaren zeventig heb opgebouwd en vervolgens aan iets nieuws beginnen.” Hij voegde de daad bij het woord door zijn carrière te ondermijnen met een zevental albums, waar slechts met de grootste moeite een touw aan viel vast te knopen.

Hawks & Doves bevatte een rommelige combinatie van folk en countryrock, Re-ac-tor op zijn beurt loodzware hardrock, op Trans verloor hij zich als een kind in het spelen met synthesizers, vocodors en computers, Everybody’s Rockin’ was een nostalgische proeve van rockabilly, vervolgens schakelde hij met Old Ways over op neo-traditionele country ’n’ western, daarna kwam de semi-elektronische hardrock van Landing On Water, op Life lukte het hem synthesizers toe te passen op zijn natuurlijke stijl, This Note’s For You bewees dat hij ook moeiteloos uit de voeten bleek te kunnen met rhythm ’n’ blues, en ten slotte kwam hij eindelijk aanzetten met de enig echte opvolger van Rust Never Sleeps: het onbetwiste meesterwerk Freedom. “De jaren tachtig vormen zowel in mijn muziek als in mijn leven een afgebakende periode, die wordt gemarkeerd door Rust Never Sleeps en Freedom,” aldus Young. “Nu mogen die tussenliggende albums voor de buitenwacht zo goed als geen samenhang vertonen, maar naarmate de tijd verstrijkt zullen ze allemaal stukjes blijken van een en dezelfde puzzel.”

*******

“Als muzikant volg ik mijn instinct,” zegt Neil Young. “Wat mij betreft kan alles en hoeft niets. Voor een kunstenaar bestaan geen regels waar hij zich aan dient te houden, behalve dan als hij commercieel succes nastreeft.” Die mentaliteit bracht hem rond het midden van de jaren tachtig in conflict met zijn toenmalige platenmaatschappij. Na twee desastreuze flops werd hij zelfs voor de rechtbank gedaagd wegens artistieke wanprestaties, reden waarom hij Old Ways liefst tot tweemaal toe moest overdoen. “De laatste en de slechtste versie vonden ze goed genoeg om uit te brengen,” vertelt Young. “De middelste klonk behoorlijk ruig, maar die was dan ook deels live opgenomen in een Texaanse rodeo. Mijn voorkeur gaat uit naar de eerste serie opnamen, een soort vervolg op Harvest, nota bene mijn meest succesvolle plaat, zij het in hun oren een inmiddels ouderwets album. Ze meenden me te kunnen voorschrijven hoe ik het moest aanpakken, dus ik werd eigenlijk tegen mijn natuur in gedwongen mij tot in den treure met dat ene project bezig te houden. Hadden ze mij rustig mijn gang laten gaan, dan was er misschien wel een plaat uit de bus gekomen die goed zou hebben verkocht. Het enige waar ik toen echter nog aan kon denken, was hoe mijn artistieke vrijheid terug te winnen.”

De twee afgekeurde versies van Old Ways behoren tot de circa zestig nooit op plaat verschenen nummers, die op hun beurt weer deel uitmaken van een lijst van honderdtachtig titels, waaruit Young dit jaar een meervoudige cd-compilatie zal samenstellen. Verder staat er een herziene editie gepland van het driedubbelalum Decade uit 1977, een representatief overzicht van zijn carrière tot op dat moment, inclusief zijn werk met Buffalo Springfleld en Crosby, Stills & Nash. Op de recente hereniging met het op oude glorie terende trio, resulterend in de door de vakpers sceptisch maar door het publiek welwillend ontvangen plaat American Dream, kijkt Young minder tevreden terug. “Afgezien van het feit dat ik het een waar genoegen vond om weer eens iets samen met hen te doen, leverde die reünie in artistiek opzicht niet datgene op waar ik op had gehoopt. We hebben er zo zeer ons best op gedaan, dat we de zaak misschien wel enigszins hebben geforceerd,” zegt hij. De verbitterde kritiek achteraf van David Crosby aan het adres van Stephen Stills neemt hij niet al te zwaar. “Hoe kan er ernstige animositeit tussen hen bestaan als ze spontaan besluiten om naar Berlijn af te reizen om daar bij de Muur op te treden?” vraagt hij retorisch. Overigens piekert hij er voorlopig niet over om met het trio op tournee te gaan. “Zij willen wel, maar ik vind dat ze het best zonder mij kunnen stellen,” verklaart hij. “Bovendien heeft mijn eigen werk nog altijd de prioriteit.”

*******

“Idealisme verslijt naar gelang je levenservaring op doet,” weet Neil Young. “Aan het eind van de jaren zestig was ik begin twintig en had ik nog een tamelijk naïeve kijk op de wereld. Nu ben ik vader en bekommer ik me in de eerste plaats over het welzijn van mijn kinderen. En die verantwoordelijkheid vraagt nou eenmaal een meer realistische opstelling. Maar idealisme blijft altijd strijden tegen realisme, dus probeer je beide met elkaar te verzoenen.” Twee van de drie kinderen van Young lijden aan een aangeboren spastische verlamming, die vooral zijn jongste zoon voor het leven ernstig heeft gehandicapt. Ofschoon de afwijking niet erfelijk is, voelde hij zich naar eigen zeggen door een of andere hoge macht gestraft, waarbij hij bovendien die dubbele slag nog moest zien te verwerken. “Wanneer zoiets je overkomt, kun je het al dan niet accepteren ofwel proberen te negeren dat je er onder lijdt. Uit zelfbescherming tegen je verdriet, sluit je in het laatste geval dat gevoel achter slot en grendel, want per slot van rekening moet je toch verder leven. Het probleem is alleen dat er achter die deur behalve dat leed nog een heleboel andere diepe gevoelens opgeloten zitten. Ik kon dus niet zingen over wat er in mijn binnenste omging, vandaar dat ik gedurende de jaren tachtig al die genreplaten maakte. Toen ik die deur eindelijk durfde open te gooien, werd ik bedolven onder mijn eigen gevoelens en daaruit is Freedom ontstaan.”

Op zijn tweeëntwintigste soloplaat, waarin het collector’s item Eldorado voor een groot deel is opgenomen, rapporteert Young over verval, armoe, misdaad, verslaving en zelfdestructie in de verstedelijkte wereld om hem heen, terwijl hij in de vanuit een bepaald persoon geschreven teksten op het relationele vlak eveneens over de nodige rampspoed bericht. Het eenregelige refrein Keep on rockin’ in the free world van het nagenoeg gelijknamige sleutelnummer van Freedom doet derhalve nogal ironisch aan. “Hoe je het ook wendt en keert, de westerse wereld is vooralsnog de enige echte vrije wereld, zeker in vergelijking met de communistische landen, waarbij ik met name denk aan de droom van democratie die de Chinese studenten koesteren,” reageert Young. “Als er al een zekere dubbelzinnigheid in het gebruik van het woord vrijheid zit, dan moet je het meer in de richting zoeken van de omschrijving die Kris Kristofferson er in Me And Bobby McGee aan gaf: Freedom is just another word for nothing left to lose. Voor mij persoonlijk betekent vrijheid, denk ik, dat je fouten mag maken en dat je ook nog de kans krijgt ze te herstellen.”

*******

“Rock ’n’ roll is van origine een medium voor jongeren, dat is het punt niet. De kwestie is: kan het ook een medium zijn voor ouderen?” vroeg Neil Young zich ten tijde van This Note’s For You tegenover een journalist af. Vlak na het verschijnen van Old Ways had hij in een interview gezegd: “Net als in de blues kun je in de country oud worden en muziek blijven maken zonder je waardigheid te verliezen. In de rock ’n’ roll is dat praktisch onmogelijk, want het is tenslotte de muziek van de jeugd en die wil het vuur zo hoog mogelijk zien oplaaien. Als je jong bent, sta je er immers geen seconde bij stil dat je bezig bent jezelf uit te branden. Maar als je eenmaal tot dat besef gekomen die felle brand gaat temperen tot een smeulend vuurtje, doof je meteen ook de geest van rock  ’n’  roll uit.” En beide malen had hij eraan toegevoegd dat hij zich nooit meer aan de rock ’n’ roll zou overgeven, om korte tijd later alweer op dat besluit terug te komen.

“Als je jezelf in de hand weet te houden, hoef je heus niet aan rock ’n’ roll ten onder te gaan,” zegt Young nu. “Dat ik zo vaak van stijl wissel, heeft dan ook niet in de laatste plaats te maken met mijn muzikale overlevingsdrang. Op het moment dat ik beweerde dat ik mij voortaan bij country ’n’ western en rhythm ’n’ blues zou houden, meende ik daadwerkelijk wat ik zei. Wanneer ik met iets bezig ben, dan stort ik me even fanatiek weer op iets nieuws. Ik ga maar door. Er is nog zo ontstellend veel wat ik wil doen en de tijd begint voor mij zo langzamerhand te dringen.”