Hamerbassist

Augustus 2016

En dan moest er natuurlijk nog iemand op bas. Nou, dat werd hij dus, Albert Gerrits, oprichter van de Nederlandse Nina Hagen Fanclub. Een goedkope eerstehands gitaar gekocht, de eerste blaren op zijn vingers geoefend en loos ging het. Zestien was hij destijds, het interbellum tussen punk en new wave. Zo’n twee jaar later met de Cavias begon het ergens op te lijken. Maar dat een-twee-drie-vier-een-twee-drie-vier, dat kon best een beetje uitgebreider, dacht hij na een poos. Hij ging wat om zich heen zoeken en vond al gauw The Cure. Ook keek hij nog soms Toppop en zo zag hij op een avond Level 42. Wat die gast uit de bas toverde, dat vond hij wel heel bijzonder. Wist hij veel dat die Mark King de mosterd had gehaald bij jazzcats als Stanley Clarke en Marcus Miller en funkateers als Louis Johnson en Larry Graham. Maar goed, hij als geverfde punker in zijn zwarte leren jack met achterop al die bandnamen gekalkt naar Kareltje, de discozaak van Utrecht, en daar de 12-inch vanLove Games aangeschaft. Het trucje had hij binnen een maand door, maar het kostte hem een jaar of twee om met Level 42 mee te kunnen hameren en plukken. Want het heet dan wel slap bass of slam bass, dat slaan maakt maar zo’n vijftig procent van het spel uit. Hoe het in zijn werk gaat? Nou, je trommelt met de duim van de ene hand razendsnel op de snaren, waarbij je met de andere hand de tussenmaten dempt. Almaar virtuozer moest het en muziek zonder dat percussieve basspel vond hij per definitie waardeloos. Het liep allengs uit op een obsessie, dus geen wonder dat Soylent Green op een gegeven moment ophield. De anderen geloofden ook niet in zijn idee om slap bass te combineren met punk, zelfs al noemde de drummer het plan geniaal. Een al te groot woord overigens, want Gang Of Four deed tenslotte al iets dergelijks en een paar jaar later kwamen de Red Hot Chili Peppers. Enfin, eenmaal gekalmeerd pakten ze de draad weer op. Met drie zangeressen bleek Couleur Locale het andere uiterste, maar de muziek zat aardig in balans. Hetzelfde gold voor Beat Carrot, een gloednieuwe band met als boegbeeld een roodharige zangeres. In de late jaren negentig was het dan einde oefening. Vier elektrische basgitaren had hij toen versleten. De contrabas inclusief strijkstok staat nu in een hoek van de woonkamer te pronken als een soort relikwie.