John Hiatt - Rug recht, hoofd opgeheven

Augustus 2005

Op zijn trektocht door de Verenigde Staten is John Hiatt samen met de jonge honden van de North Mississippi Allstars in het derde weekend van juli aanbeland in Austin. Daar logeert hij onder zijn vaders naam Robert James in het Four Seasons Hotel aan de oevers van de Colorado, waar ze bij het ontbijt de lekkerste gevulde omeletten van heel Texas bereiden. “Gisteravond heb ik hier nog een nieuw liedje geschreven,” klinkt het ’s ochtends om half elf opgetogen over de telefoon. “Ik weet niet waar het aan ligt, maar in dit luxehotel krijg ik toch zó vaak de geest. Vandaar dat ik voor alle zekerheid altijd een gitaar mee op mijn kamer neem.”

De vorige keer kwam Hiatt er vandaan met Cold River, het prijsnummer van het onlangs verschenen Master Of Disaster - een neo-traditionele folkballade over een sjacherende beroepsbiljarter en zijn bij truck stops tippelende vriendin, die hun baby bij de rivier te vondeling leggen om vervolgens vanuit Austin koers te zetten naar Chicago. “Ik had dat akkoordenschema verzonnen, maar hoe vaak ik het ook speelde, er kwamen geen woorden bij me boven. Net toen ik het voor gezien wilde houden, viel me opeens die beginregel in: Well he packed up his suitcase ’cause the deal gone down. 'Ho, wat hebben we hier,' dacht ik. Daarna ontvouwde het hele verhaal zich als vanzelf. Zo gaat het bij mij nou altijd: de muziek roept de tekst op. Dat blijft het opwindende van liedjes schrijven: je weet nooit wat er gebeuren gaat. Je zet als het ware de deur open en wacht in spanning af wie er nu weer binnenloopt.”

Bij het maken van zijn albums vertrouwt John Hiatt op een gelukkige samenloop van omstandigheden. Hij kiest weliswaar een stel muzikanten, een producer en een opnamestudio uit, maar van tevoren uitdokteren wat ze precies zullen gaan doen, is er eigenlijk nooit bij. Bij Master Of Disaster speelde het toeval zelfs een buitengewoon grote rol. “In de herfst was ik met frisse moed begonnen aan een soloplaat en dan bedoel ik solo in de meest letterlijke betekenis van het woord. Om de een of andere reden liep het echter van geen kant en op een gegeven moment zag ik het helemaal niet meer zitten. Het voelde alsof ik constant tegen mezelf aan het praten was, zodat ik na een tijdje dringend behoefte kreeg aan iemand die eens wat tegen mij zei.”

Met de handen in het haar moest Hiatt plotsklaps denken aan Jim Dickinson, de pianist en producer met wie hij en Ry Cooder begin jaren tachtig het door Freddy Fender zo smartelijk gezongen Across The Borderline hadden geschreven. “Sindsdien liepen we elkaar af en toe tegen het lijf en telkens namen we ons dan weer voor ooit nog eens samen te gaan werken. Nu leek de tijd eindelijk rijp, temeer daar ik van meet af aan de carrière van zijn jongens Luther en Cody had gevolgd. Ik wist waar ze met de North Mississippi Allstars mee bezig waren en ik vond het geweldig. Op naar Memphis dus.”

Dickinson stelde voor om terwille van het evenwicht tussen jong en oud de bassist uit de groep van zijn beide zoons te vervangen door David Hood, de Muscle Shoals-veteraan die op tal van klassieke soulplaten uit de jaren zestig te horen is. Verder voegde hij waar nodig achteraf blazers, orgel, piano en viool toe, terwijl Hiatt tevens de selectie uit de pakweg dertig nummers aan hem overliet. “Jim heeft er een echte reisplaat van gemaakt, die vanaf de Mississippi via het Midden-Westen naar Californië voert. En daarbij zijn in overdrachtelijke zin ook de personages zelf allemaal onderweg.”

Afgezien van het titelstuk, dat verhaalt van zijn wilde dagen in het Los Angeles van de vroege jaren tachtig, houdt John Hiatt het op het fris en vitaal klinkende Master Of Disaster zoals te doen gebruikelijk bij fictieve teksten. Daarentegen waren de  twee voorafgaande albums juist sterk autobiografisch en bovendien opmerkelijk somber van teneur. The Tiki Bar Is Open en vooral Beneath This Gruff Exterior cirkelden rond jeugdsentiment, eenzaamheid, depressie, afvalligheid, ouderdom, ziekte en dood als gieren boven een weerloze prooi. In schril contrast met de schrijnende teksten stond de soms al te gemoedelijke muziek. Het leek wel alsof Hiatt zich eigenlijk niet wilde laten kennen, terwijl hij in feite gewoon plezier beleefde aan het samenspelen met The Goners, die hem eind jaren tachtig zo eminent begeleidden op de klassieker Slow Turning. Goedbeschouwd bracht die langverwachte reünie dan ook bij lange niet op wat de fans ervan hadden verwacht.

“Als muzikant heb ik erg genoten van die periode met The Goners, anders zou ik het vast geen vijf jaar hebben volgehouden. Tegelijkertijd had ik het persoonlijk nogal moeilijk, al werd ik me daar pas achteraf ten volle van bewust. De oude demonen zaten me op de hielen, om het zomaar eens te zeggen,” vertelt Hiatt op bedrieglijk laconieke toon. “Plus dat er nog iets anders speelde: goed en wel over de vijftig word je met de neus op het feit gedrukt dat je meer verleden dan toekomst hebt. Je blik vernauwt, om zich na een tijdje gelukkig toch weer te verbreden. Vergelijk het met een zandloper: zo gauw de korrels eenmaal door het nauwe gaatje zijn, blijkt er opeens ruimte genoeg om alle kanten op te gaan. Stil blijven staan en achteromkijken schiet niet op, je kunt er beter flink de pas in zetten. En overigens gaat het je na een poos de keel uithangen om over jezelf te zingen.”

Klagen ligt niet in de aard van de naar buiten toe steeds even opgeruimde John Hiatt. Na de opnamen van Master Of Disaster en een zogeheten singer-songwriter in the round-tournee met Lyle Lovett, Guy Clark en Joe Ely stond hij drie maanden op nonactief vanwege een zware rugoperatie. “Twaalf jaar lang heb ik met pijn rondgelopen en het ging allengs van kwaad tot erger. Maar iedere specialist had het over het aanbrengen van een stalen pin, waardoor ik voortaan minder beweeglijk zou zijn – wat in mijn ogen zoiets was als van de regen in de drup komen. Vorige zomer belandde ik bij een dokter die werkte met een nieuw soort materiaal dat de fysieke flexibiliteit niet zou beperken, dus toen heb ik het risico eindelijk durven nemen. En ik moet zeggen: ik ben er goed bovenop gekomen.” ­

Welgemoed verliet Hiatt begin deze zomer zijn boerderij buiten Nashville, waar hij sinds de jongste van de drie kinderen ging studeren alleen woont met zijn vrouw en hun honden. Zoals het er nu naar uitziet, zal hij minstens een jaar blijven touren met de North Mississippi Allstars. “Ik ben gek op optreden en dat is heus geen mooipraterij van mij. Bijna overal waar ik een concert geef, komen er tussen de duizend en drieduizend mensen opdraven. En van elk nieuw album gaan er wel een paar honderdduizend stuks over de toonbank. Het heeft me twintig jaar keihard werken gekost, maar ik weet me nu tenminste verzekerd van een behoorlijk grote vaste aanhang. Ik hoef me geen ernstige zorgen meer te maken over het verdere verloop van mijn carrière. Wie ben ik dan om niet graag in mijn eigen schoenen te willen staan?”