JW Roy - Over en weer

November 2015

Eigenlijk zou hij best graag weer eens een Amerikaanse plaat willen maken, liet hij zich een jaar of vier terug ontvallen. Prompt stuitte ik luttele dagen later al surfend op een foto van een dorpswinkeltje ergens in Arkansas aan het begin van de vorige eeuw. DRY GOODS stond er op de houten gevel links van het smalle raam geschilderd, GROCERIES aan de rechterkant, en daarboven over de volle breedte in koeienletters: J.W. ROY. Nou ja, als dat geen voorteken was, wat dan wel?

Hij speelde toen met het idee van een half-om-half album: een stel covers van lievelingsliedjes door de jaren heen plus een handvol nieuwe uit eigen koker – want de laatste tijd kwamen er steeds vaker Engelstalige zinnetjes tot hem. Maar goed, eerst dat project dat hem in de schoot was geworpen door die gasten achter Tour For Life, een benefietkoers van Italië naar Nederland. Na de uitgave van een boek hadden ze nou het wilde plan opgevat voor een cd met allemaal wiellerliedjes door fietsfanatieke muzikanten. Op zoek naar een ploegleider annex kopman waren ze via via uitgekomen bij hem – JW Roy, een niet al te gekend, zij het des te meer gewaardeerd zanger en liedjesschrijver met een best wel uitgebreid netwerk en, belangrijk pluspunt, gewezen amateurcoureur met op zijn palmares zeges in de rondes van Best en Eindhoven.

Ettelijke maanden later streek er een flink gezelschap neer in Sint Willebrord, de woonplaats van legendarische wielrenners als Wim van Est, Wout Wagtmans en diens neef Rini Wagtmans. Aldaar vonden in de voormalige werkplaats van de vermaarde fietsenmaker-mecanicien Hubert van Hoydonck gedurende tien dagen de opnamen plaats van wat de Sint Willebrord Sessions Vol. 1: Sporthuis Hubert zou gaan heten. Dertieneneenhalf liedje, zo goed als allemaal speciaal voor de gelegenheid geschreven en uitgevoerd door onder anderen Freek de Jonge, Guido Belcanto, Alex Roeka, De Kift, Rick de Leeuw en, uiteraard, Gerard van Maasakkers en Guus Meeuwis – de beide Brabantse volkszangers die in de tweede helft van de jaren nul zo cruciaal waren voor JW’s opmars in muziekland.

Want hoe ging het ook alweer? De eerste herschreef zijn Broken Wings tot As Ge Ooit en zette het samen met hem als duet op de plaat. Waarop hij de geest kreeg en er een dialectalbum uitknalde, Laagstraat 443 – geen overstap, zo dacht hij, maar een zijstap. De tweede hoorde dat het goed was en nodigde hem uit mee te komen schrijven aan zijn Nederlandstalige liedjes. Het resultaat? Vijf singles bereikten de hoogste plaats van de Top 100, vier albums haalden goud, drie ervan platina, en de beste, NW8, zelfs dubbel platina. Mooi meegenomen: het eerste voorschot overtrof zijn jaarinkomen tot dan toe.

Enfin, zelf maakte hij in die periode twee fijne studioplaten, JW Roy en JW Roy Weet Het Zeker…, plus het mini-album Ach, Zalig Man bij het boek Acht Zaligheden, een hommage aan zijn geboortestreek. De zaaltjes en kroegen werden verruild voor de kleine theaters, waar hij de intieme optredens met zijn Hartenjagers opluisterde met charmante anekdotes. En ondertussen schreef hij zich ongans met deze en gene. Voor veertig liedjes per jaar hoefde hij op den duur zijn hand niet eens meer om te draaien. JW zag zichzelf in die jaren vooral als een ambachtsman, die er genoegen in schiep voor iemand anders iets moois te maken – net zoals zijn eigen platen eigenlijk niet zozeer meer om hemzelf draaiden.

Nooit daalde hij dieper in zichzelf af als voor Kitchen Table Blues, het verslag van een gebroken huwelijk dat onwaarschijnlijk genoeg te lijmen leek – en dat ook daadwerkelijk bleek. Uit de diepte van zijn ellende schreef hij zo nu en dan een liedje, vervolgens zong en speelde hij dat in zijn eentje in, waarna de muzikale vrienden van het Kempische genootschap het verder inkleurden – met als speciale gast pianist Chuck Leavell die op tournee met The Rolling Stones een toch al verloren middag wel wou doorbrengen in de haveloze studio Cortez in Utrecht. Een maand of vijf waren ze er al met al zoet mee, maar het loonde de moeite: een document humain à la Bring The Family van John Hiatt, niets meer en niets minder. En JW zelf? Gelouterd en wel.

John Hiatt, juist ja, dat was de naam die nog vaker dan Jackson Browne en Van Morrison opdook in de recensies van ’Round Here, JW’s plaatdebuut dat alweer achttien jaar geleden toevalligerwijs gelijktijdig verscheen met diens Little Head, een misbaksel van de bovenste plank. Zo kreeg dit dozijn songs about lovin’ and leavin’ in the nineties, onberispelijk volgens het boekje uitgevoerd door zijn vierkoppige One Night Band, nog eens extra Amerikaanse allure. Lang niet gek voor een zingende slagerszoon uit Knegsel, een gehucht onder Eindhoven. Hij woonde toen inmiddels op kamers in Utrecht, waar hij iedere dag een uurtje of drie met zijn akoestische gitaar de straatmuzikant stond uit te hangen in Hoog Catharijne, winkelhart van Nederland. Zo schaafde hij letterlijk spelenderwijs zijn liedjes bij. En daarbij bleek het een geweldige duurtraining voor zijn bronzen stem.

Deeper Shades, verschenen tegen de eeuwwende, bleek nog een slag beter dan de toch al verbluffende eersteling – met als prijsnummer een werkelijk hartverscheurend duet met Ilse DeLange, de diva in de dop die hem nota bene wist binnen te loodsen bij het tv-programma De Heeren Van Amstel. Elk weekend met z’n vijven de hort op om voor een habbekrats ergens in een of andere uithoek van het land lekker te gaan spelen – JW vond het wel wat hebben, zo’n rondtrekkend bestaan. Wat is een popgroep eigenlijk anders dan een circus in pocketformaat? Intussen hield hij er in Amsterdam ook nog een jong gezin op na. Kortom, het ging allemaal best crescendo.

Maar ja, de sleet kwam er een beetje op, zoiets gebeurt nou eenmaal, dus doekte hij The One Night Band op. Met een ander stel muzikanten van het Brabantse land maakte hij Keep It Coming, een fantastisch rootsrockalbum, dat de Hollandse Americana-gemeenschap nochtans finaal in het verkeerde keelgat schoot. De plaatverkoop hield niet over, het aantal optredens liep terug en daarbij leek zijn nieuwe band wel een doorgangshuis – het werd trekken aan een aangeschoten paard. Plus dat hij thuis de boel liet versloffen en tja, zo werd hij op een kwade dag voor het eerst van zijn leven ineens op zichzelf teruggeworpen. Met hangen en wurgen zou hij de zaken op orde weten te brengen – en hij hield er nog een meesterwerk aan over ook.

This fool’s halfway to heaven and just a mile outta hell, zo zong hij op Kitchen Table Blues met enig wensdenken Bruce Springsteen na. En toen volgden er warempel zeven gouden jaren – met als vergeten wapenfeit Fado Blue, een toch gedenkwaardige triotournee met Fernando Lameirinhas en Nynke Laverman. Maar na zonneschijn komt steevast regen. Huwelijk alsnog naar de filistijnen en, een geluk bij een ongeluk, pats daaroverheen de nieuwe liefde van zijn leven. Inspiratie edoch nul komma nul, want al te verward en de uitputting nabij. Twee jaar sleepte de malaise aan, van de winter pas begon het weer te borrelen en te gisten, daar in die woonboot aan het Buiten-IJ van Amsterdam. De schrijfsessies met Guus Meeuwis, hoe lucratief ook, zegde hij af.

Het plan: een multimediaproject. Een album met more songs about lovin’ and leavin’, aangevuld met een handvol covers van sleutelliedjes uit zijn muzikale vormingsjaren. Plus een boek met verhalen door geestverwante schrijvers en journalisten over Americana-iconen als Townes Van Zandt, Guy Clark, John Hiatt, Steve Earle, Dolly Parton en Hank III, afgewisseld met fotoreportages over Amerikaanse steden, platenzaken, gitaren en dromers. Daarbij een theatertournee, waarbij Leon Verdonschot zou zorgdragen voor het gesproken woord. Titel, uiteraard: Dry Goods & Groceries.

Vroeg in de zomer verzamelden ze zich in Uncle Gabe’s, de knusse studio van producer Gabriël Peeters op een grauwig industrieterrein in Eindhoven: JW, toetsenist van het eerste uur Roel Spanjers, Neerlands beste onbekende gitarist Cok van Vuuren, bassiste Judith Renkema en Bram Hakkens, drummer bij Kyteman, Douwe Bob en Bewilder – en als speciale gast Tim Knol, die ooit nog eens als melkmuil voor JW opende in café ’t Zielhoesin Noordpolderzijl, daar waar Nederland ophoudt.

Voor wat het waard is van een betrokkene: ik vind Dry Goods & Groceries ronduit geweldig. Of misschien moet ik het anders schrijven: het is een plaat naar mijn hart. Time, as always time. Some wisdom and not much to regret, zingt hij. “Fijn om weer heerlijk midden in de muziek te zitten,” sms’t hij. Jan Willem Roy, 47 jaar. Ouder en wijzer, maar niet triester – nee, zeker niet triester.