Linda Ronstadt - First Lady Of Rock

Januari 1983

“Ooh, zo ben ik net een Hollands melkmeisje,” zegt Linda Ronstadt kirrend, terwijl ze voor de spiegel staat met op haar hoofd het zojuist ten geschenke gekregen kanten boerinnenkapje. “Bijna niemand weet trouwens dat ik gedeeltelijk van Nederlandse afkomst ben. De familienaam van mijn moeder is Copeman, dat is afgeleid van Koopman. En de voorouders van mijn vader stammen uit Duitsland. Ik ben hier dus een beetje thuis. Maar kom, laten we gezellig een interview doen. Ik heb thee besteld, dus schenk gerust een kopje in.” Onvermoeibaar kletsend vleit de Amerikaanse zangeres zich neer op de sofa van haar suite in het hoofdstedelijke Amstel Hotel. Nadat er gisteren tv-opnamen zijn gemaakt voor Toppop en Veronica House, zal ze vanavond als muzikale gast aantreden in Sonja Op Vrijdag, maar eerst mag vanmiddag de vaderlandse pers bij haar op audiëntie.

Het is inmiddels ruim zeven jaar geleden dat Linda Ronstadt voor het laatst Nederland aandeed. Destijds had zij in het voetspoor van de Eagles, die trouwens voor het eerst samen op een podium stonden als haar begeleiders, de weg naar het grote publiek gevonden met de hartveroverende countryrock van Heart Like A Wheel, Prisoner In Disguise en Hasten Down The Wind. Mede debet aan de commerciële doorbraak was Peter Asher, de gewezen helft van het Britse beatduo Peter & Gordon, die als producer en manager de juiste aanpak voor de begenadigde zangeres wist uit te stippelen. Na de onberispelijke opvolger Simple Dreams met de melancholieke wereldhit Blue Bayou bleek ze over haar commerciële hoogtepunt heen, al deed  het geforceerd new wave-achtige Mad Love met liefst drie nummers van Elvis Costello het nog lang niet zo slecht.

Met haar elfde soloplaat Get Closer nu wil Linda Ronstadt voor elk wat wils bieden, hetgeen heeft geresulteerd in een incoherent en maniëristisch geheel, dat ronduit plichtmatig overkomt. Goed en wel over de vijfendertig blijkt ze de popmuziek inmiddels goeddeels ontgroeid. De korte Amerikaanse tournee eind vorig jaar ter ondersteuning van Get Closer bijvoorbeeld is haar bepaald slecht bekomen. “Ik heb altijd al ergens een hekel gehad aan dat van stad naar stad trekken, maar nu ben ik het zo langzamerhand echt moe om elke avond ergens anders te moeten optreden,” verzucht ze. “Wat dat betreft gaat mijn hart tegenwoordig meer uit naar het theaterwerk dan naar de popmuziek. Dat kan net zo opwindend zijn en heeft bovendien als voordeel dat er meer regelmaat en discipline bij komt kijken.”

Binnenkort zal Linda Ronstadt als filmster debuteren in The Pirates Of Penzance, de bioscoopversie van de gelijknamige musical van Gilbert & Sullivan, waarin zij enige maanden een van de vijf hoofdrollen vervulde. “Het was misschien wel de leukste tijd die ik ooit in mijn leven gehad heb,” klinkt het enthousiast. “We speelden eerst in een klein openluchttheater in New York, waar iedereen zomaar gratis naar toe kon. De voorstelling maakte deel uit van het jaarlijkse festival Shakespeare In The Park. Als een stuk blijkt aan te slaan, wordt het na de zomermaanden op commerciële basis geprolongeerd. Dat gebeurde met The Pirates Of Penzance en zo stond ik plotseling op Broadway. Het was in één woord fantastisch. De mensen met wie ik speelde waren ook zó aardig voor mij, ze hadden gewoon niet aardiger kunnen zijn. Ik had verhalen gehoord over hoe moeilijk theatermensen soms konden doen en ik ben er van overtuigd dat zij op hun beurt verschrikkelijke dingen over popsterren moeten hebben gehoord, maar ik kan gelukkig zeggen dat we van meet af aan prima met elkaar konden opschieten.”

Samen met de producent van Shakespeare In The Park smeedt Linda Ronstadt momenteel plannen voor een televisieshow met werk van Kurt Weill en Bertolt Brecht. “Aanvankelijk wilden we er een theatervoorstelling van maken, maar dat stuitte op praktische bezwaren. De Kurt Weill Foundation heeft namelijk het recht de muzikale arrangementen te bepalen. Zo blijken ze onder meer het aantal orkestleden te hebben voorgeschreven, terwijl wij juist met een klein ensemble wilden werken, omdat er in het Public Theatre anders nauwelijks plaats meer over is voor publiek. Vandaar dat we op de vorm van een televisieshow kwamen. De bedoeling is dat we Lindsay Kemp, een werkelijk fantastisch mimekunstenaar en balletchoreograaf, vragen. Maar wie weet krijgen we het wel niet van de grond.”

Voorlopig zal Linda Ronstadt druk doende zijn met de opnamen van een nieuw album met vertolkingen van jazzstandards van onder anderen haar twee grote idolen Billie Holiday en Sarah Vaughan. Onder leiding van de befaamde producer Jerry Wexler, die platen maakte met grootheden van Ray Charles tot Bob Dylan, waagde ze zo’n anderhalf jaar geleden al een poging, maar het eindresultaat vermocht haar niet te bevredigen. “Meer dan wat dan ook was het een experiment,” beweert ze. “Het was een leerproces, ik was bezig uit te zoeken hoe ik het precies wilde doen. Goed en wel klaar realiseerde ik me plotsklaps dat ik het niet wilde doen zoals die producer aan de Oostkust het had gedaan. Ik vond bijvoorbeeld dat sommige stukken moesten worden georchestreerd door Nelson Riddle, die ik zo bewonder om zijn werk voor Frank Sinatra en Ella Fitzgerald, maar daar wilde die man niets van weten. In feite hoefde ik alleen maar op te komen draven om mijn partijen in te zingen. Maar zo ben ik niet gewoon te werken, ik eis volledige medezeggenschap in het totale proces. Het probleem was gewoon dat Peter die plaat in eerste instantie niet wenste te produceren, omdat hij nauwelijks affiniteit voelt met dat soort van middle class jazz. Nadat hij mij samen met Nelson in de studio wat dingen had zien uitproberen, ging hij alsnog overstag. Peter en ik hebben een bijzonder goede relatie, in die zin dat hij me helpt mijn ideeën vorm te geven in plaats van alles voor me op te knappen.”

De meningen over het komende album van Linda Ronstadt zullen ongetwijfeld opnieuw sterk verdeeld zijn. Want waar ze voor sommigen geldt als de ongekroonde Queen Of The Cover, vinden de meeste anderen haar een nietszeggende interpreet, die goedkoop succes behaalt met klassiekers uit de rock, soul en country in combinatie met smartelijke ballades van bevriende singer-songwriters als haar gewezen geliefde John David Souther. “Mensen hebben de meest eigenaardige opvattingen over waarom ik bepaalde dingen doe. Waarom zou ik die jazzstandards nou niet mogen zingen? Het zijn prachtige stukken en ik kan ze zingen. Ik begrijp al die kritiek niet en daarom trek ik me er ook niets meer van aan. Als ik dat wel zou doen, dan was het niet eens in mijn hoofd opgekomen om te proberen opera te gaan zingen. Maar ik doe het gewoon en ik ben er heilig van overtuigd dat ik het binnen twee jaar goed kan,” reageert ze op verrassend laconieke toon. “Zo vind ik mezelf ook helemaal geen minderwaardig artieste, omdat ik het talent mis om mijn eigen repertorie te schrijven. Zingen en componeren zijn nu eenmaal twee aparte disciplines. Tot diep in de jaren zestig kende men over het algemeen alleen maar goede vocalisten die materiaal van goede liedjesschrijvers brachten. Welnu, ik ben toevallig een zangeres.”

Sinds de doorbraak in de Verenigde Staten behoort Linda Ronstadt tot de jetset, zeker nadat zij een amoureuze liaison sloot met de Californische gouverneur Jerry Brown. De First Lady Of Rock hoeft dan ook maar haar neus buiten de deur te steken of de roddelpers doet er uitvoerig verslag van. Geen wonder derhalve dat ze tegenover journalisten een gezond wantrouwen koestert. In tegenstelling tot de aanmoedigende titel Get Closer waakt ze er met schijnbaar ontwapenende charme voor de nodige afstand te bewaren, zelfs als er uitsluitend vragen worden gesteld over haar artistieke bezigheden. “Ach, na al die jaren ben ik goed getraind in het praten met verslaggevers. Het is moeilijk om de waarheid in een artikel te krijgen als iemand anders jouw woorden interpreteert. En iets dat eenmaal gedrukt is, wordt al gauw als evangelie beschouwd. Ik word boos wanneer ik iets lees dat niet klopt. En soms word ik zelfs boos als ik de waarheid lees.”