Martha Wainwright - Terug Thuis

Januari 2017

Ze is de dochter van de Amerikaanse troubadour Loudon Wainwright III en de Canadese folkie Kate McGarrigle zaliger, die samen met zus Anna vanaf de vroege jaren zestig een onafscheidelijk duo vormde. Nog steeds staat ze in de schaduw van haar briljante broer Rufus, maar toch mag Martha Wainwright (40) gerust gelden als een buitengewone singer-songwriter. Een trits ep’s in eigen beheer gaat vooraf aan het medio jaren nul verschenen titelloze album, waarop ze haar vader ongezouten de waarheid vertelt in het geruchtmakende Bloody Mother Fucking Asshole. De verrassend fraai geproduceerde opvolger met de al even opmerkelijke titel I Know You’re Married But I’ve Got Feelings Too markeert de overgang van een heftig vrijgezellenbestaan naar haar huwelijk met bassist en producer Brad Albetta. De geboorte van hun eerste zoon valt praktisch samen met de dood van haar moeder, twee belangrijke thema’s op het indringende Come Home To Mama, dat ook verslag doet van haar relationele strubbelingen. Weer vier jaar later ligt daar Goodnight City, misschien wel haar beste album, waarvoor Beth Orton, Glen Hansard, Merrill Garbus alias Tune-Yards, Michael Ondaatje en broer Rufus materiaal hebben aangedragen. Eens te meer demonstreert Martha Wainwright haar fenomenale vocale kunnen, daarbij associaties oproepend met Kate Bush, Patti Smith, Mary Margaret O’Hara en uiteraard Edith Piaf, van wie ze eind jaren nul onder de hoede van producer Hal Willner een vijftiental onbekendere chansons vertolkt voor de adembenemende liveplaat Sans Fusils, Ni Souliers, À Paris. “Ik herkende de eenzaamheid, het verdriet, de intensiteit.”

Een singer-songwriter die maar de helft van haar album schrijft, dat is toch merkwaardig te noemen.

“Oorspronkelijk was het de bedoeling een plaat te maken met louter liedjes speciaal voor mij geschreven, een idee van Thomas Bartlett, de producer. Maar toen kreeg ik opeens zelf weer de geest en die nummers vond ik eigenlijk te goed om niet te gebruiken. Daarbij bleken niet alle liedjes even geschikt voor mij, dus ik dacht: weet je wat, ik doe het gewoon half-om-half. Toen heb ik de vijf liedjes gekozen waarbij ik het gevoel had dat ik ze misschien zelf had kunnen schrijven. Ik vind het een soort duetten: mijn stem en andermans muziek.”

Je zingt ditmaal in wel heel verschillende stijlen.

“Ja, en ook wat theatraler dan gewoonlijk. Dat komt omdat elke liedjesschrijver er een eigen signatuur op nahoudt, wat mij de gelegenheid bood verschillende muzikale petten op te zetten. Ik zie het vooral als een vorm van ontplooiing.”

Je gaat er als zangeres altijd vol in.

“Ik ben dan ook met regelmaat mijn stem kwijt. Het is een kwetsbaar instrument. Ik ga voor het eerst sinds drie jaar weer met een band uitgebreid touren, dus ik moet goed op mezelf passen: vitamines slikken, voldoende rust nemen, proberen niet te veel te drinken, liefst helemaal niet roken, dat soort dingen.”

Zing je eigenlijk iedere dag?

“Nou, dat durf ik niet te zeggen, maar als ik een poos niet heb opgetreden, wil ik al gauw luidkeels door het huis lopen zingen. En toen ik me laatst nogal gedeprimeerd voelde, betrapte ik mezelf erop dat ik letterlijk de blues aan het zingen was, iets van Billie Holiday. Ik vond het zelf een beetje lachwekkend beeld: een vrouw die van verdriet aan het zingen slaat. Maar helpen doet het wel.”

Zingen is er bij Rufus en jou met de paplepel ingegoten, nietwaar?

“Zingen hoorde er gewoon bij. Zo leerde mijn moeder ons favoriete liedjes van mijn grootmoeder, die we dan op bezoek voor haar zongen in de huiskamer. Als pre-tiener deed ik niets liever dan de populaire liedjes van die dagen nazingen. Ik deed ook mee aan talentenjachten voor kinderen."

Kun je je nog herinneren wanneer je tot het besef kwam dat je echt zangeres zou worden?

“Dat was tijdens wiskunde, een vak waar ik op zich best goed in was. Alleen maakte ik mijn huiswerk nooit fatsoenlijk. Op een ochtend kreeg ik van de lerares ten overstaan van de hele klas de mantel uitgeveegd. Half wanhopig riep ze uit: ‘Martha, wat wil je nu in hemelsnaam? Je hele leven zingen?’ Ik begon meteen helemaal te stralen, want dat was inderdaad precies wat ik wou. Waarmee alle hoop op een academische carrière voorgoed was vervlogen.”

Hoe oud was je toen?

“Dat was in het jaar dat ik bij mijn vader in New York woonde. Ik was toen veertien, hij vierenveertig. Hij noemt die tijd nog steeds een regelrechte ramp, terwijl ik er juist met plezier op terugkijk.”

Voor de rest ben je bij je moeder in Montreal opgegroeid.

“Goeddeels, ja. Mijn ouders scheidden kort na mijn geboorte. Op mijn twintigste ben ik dan naar New York verhuisd.”

En nu woon je weer in Montreal.

“Ja, ik was zwanger van mijn tweede kind en wou terug naar huis. Ik had mijn moeders woning plus inboedel geërfd en moest uitzoeken wat met al die spullen moest gebeuren, maar ik had toch eerst en vooral heimwee. En ik wilde dat mijn kinderen ook de Canadese nationaliteit zouden krijgen, ik wilde dat ze de Franse taal zouden leren spreken, ik wilde ze de cultuur van Quebec meegeven, ik wilde dat ze zouden weten wat ik weet. Het leven in Montreal is anders, speciaal, prettig. In de winter kun je er skiënd je boodschappen doen.”

Wat is je vroegste muzikale herinnering?

“Mijn moeder die op de rand van het bed Go Tell Aunt Rhody voor mij zingt. Hoe oud zal ik geweest zijn? Twee, drie. Ik doe dat liedje a capella op Songs In The Dark, dat album met mijn halfzusje Lucy van een paar jaar terug. Het zijn allemaal liedjes die ik mijn kinderen voor het slapengaan toezing, of ze het nou graag willen of niet.”

Er zitten maar een paar reguliere slaapliedjes tussen.

“Ze zijn wel stuk voor stuk op de een of andere manier gerelateerd aan kinderen. Sommige liedjes zou je morbide kunnen noemen, maar toch kun je ze best zingen. Sterker zelfs, het was in vroeger tijden een manier om kinderen voor te bereiden op traumatische belevingen. Tot pakweg een eeuw geleden werden peuters en kleuters veel sneller en vaker geconfronteerd met de dood. En er speelt nog iets mee: het kind is niet zelden de enige tot wie de moeder zich rechtstreeks kan richten. Wanneer ze aan het eind van de dag doodmoe is en haar man hangt voor de televisie of hij zit op zee of heeft huis en haard verlaten, dan kan de vrouw na het instoppen van de kleine haar zielenleed van zich af zingen. Het kind luistert niet eens met een half oor naar de tekst, maar laat zich in slaap wiegen door de melodie. Is het niet mooi dat het zo de moeder hulp kan bieden?”

Je vader schreef ooit voor jou Five Years Old, een verjaardagsliedje, of eigenlijk een excuusliedje omdat hij die dag niet van de partij kon zijn. Het is ontroerend en schrijnend tegelijk.

“In al zijn eenvoud is het een complex liedje, ja, maar dat begon mij pas rond mijn tiende te dagen. Als ik naar een optreden van hem ging, zong hij het trouwens altijd speciaal voor mij. Wat zeg ik, hij doet het nog steeds.”

Was is het toch dat jullie allemaal liedjes over en voor elkaar zingen?

“Het lijkt alleen maar zo bijzonder omdat het zelden of nooit voorkomt dat binnen in een gezin zowel de ouders als de kinderen liedjes schrijven. Alle singer-songwriters communiceren immers via hun muziek, ook met hun naasten. Wat ze niet rechtstreeks kunnen of durven zeggen, spreken ze in een liedje uit. Je kunt in alle rust bedenken wat je precies kwijt wilt en je probeert het zo adequaat mogelijk onder woorden te brengen. De ander kan je intussen niet onderbreken of tegenspreken, terwijl als je bij elkaar bent zo’n moeilijk gesprek meestal binnen de kortste keren ontspoort.”

Aan de andere kant laten jullie geen kans onbenut om het podium te delen.

“Normaal gesproken komt het er bijna nooit van om samen tijd door te brengen, dus zo zien we elkaar nog eens. De jaarlijkse Noël Nights van Rufus en mij bijvoorbeeld zijn uitgegroeid tot een soort kerstvakantie voor de hele muzikale familie. Iedereen is uitgenodigd, inclusief de kleintjes, die ’s avonds tijdens het optreden tussen ons mogen rondscharrelen. Net zoals wij vroeger bij onze moeder en tante, want als het even kon namen zij ons mee op tournee. Ze stonden nog net niet op de planken te koken, maar dat was wel de achterliggende gedachte.”

Tot op welke hoogte hebben een gezin stichten en je carrière uitbouwen elkaar in de weg gezeten?

“Zo kijk er niet naar. Ik zie muziek niet als een apart iets in mijn leven. Anders dan bij mijn moeder en tante word ik alleen niet gecovered door beroemdheden, waardoor ik hoofdzakelijk met optreden mijn geld moet zien te verdienen, wat weer betekent dat de kinderen lang niet altijd mee op tournee kunnen. In die zin belemmeren ze elkaar wél op hinderlijke wijze.”

In hoeverre heeft het moederschap je muziek beïnvloed?

“Mijn liedjes zijn minder onthullend geworden, minder agressief ook en, niet in de laatste plaats, minder egocentrisch. Ze zijn nog wel degelijk persoonlijk, maar niet meer zo navelstaarderig. Het draait niet langer allemaal om mijn eigen boosheid, frustratie, pijn en verdriet. Tenminste, zo is het op dit moment, ik weet natuurlijk niet hoe het over een paar jaar zal zijn. Voor mijn gevoel laat ik met Goodnight City het verleden achter me, ik heb afscheid van mijn jeugd genomen en ben een nieuw stadium binnengegaan.”

Wordt het leven er met de jaren voor jou nou makkelijker op?

“Tja, wat zal ik daar van zeggen? Niets in het leven is mij ooit makkelijk gevallen, het ging nooit van een leien dakje, ook al omdat ik niet altijd de juiste beslissingen heb genomen. Mijn grootste probleem was misschien wel dat ik mijn muzikale talent lange tijd te laag heb ingeschat. Ik herkende niet wat ik zoal in mijn mars heb. Nu voel ik me zelfverzekerder en vervulder, wie weet helpt dat voor de toekomst. Ik koester in ieder geval de hoop dat de tweede helft van mijn leven een stuk beter zal verlopen.”