Wijlen

Februari 2012

Van de doden niets dan goeds, maar ga me niet verkondigen dat Whitney Houston zo’n fabuleuze zangeres was. Oké, ze bezat een prachtig stemgeluid, ze had een enorm bereik en een geweldig volume. En wat deed ze nou helemaal met al dat van God gegeven talent? Een verschrikkelijke keel opzetten. Haar succesrijke cover van het van origine zo tedere I Will Always Love You van Dolly Parton behoort zonder meer tot de meest monstrueuze vertolkingen uit de gehele pophistorie. Zelfs haar goede vriendin Mariah Carey kreeg zo’n hemeltergende power ballad niet uit haar klatergouden strot. Waar nog eens bij komt dat dit soort stembandenacrobatiek sindsdien doorgaat voor hogere zangkunst.

“Gepronk, aanstellerij,” zo schamperde de altijd even superieur zingende k.d. lang toen ik tijdens een interview medio jaren negentig die twee diva’s  ter sprake bracht. “De grijze massa kan van dat soort wegwerpmuziek geen genoeg krijgen, dus geen wonder dat die meiden zich zoveel zijn gaan verbeelden. Ik heb een keer Peggy Lee in een rolstoel zien optreden. Het mens kon amper fluisteren, maar wat een expressiviteit. Of neem Billie Holiday en Edith Piaf in hun nadagen: werkelijk hartverscheurend. Muziek die door je ziel snijdt, daar kan het gewone volk niet tegen.”

Waarmee overigens niet gezegd wil zijn dat er in Whitney Houston geen fenomenale zangeres school. Drie jaar voor het verschijnen van haar titelloze debuutalbum, waarvan liefst dertien miljoen stuks van de hand zouden gaan, nam ze haar eerste sololiedje op. Als gastvocalist bij Material, het experimentele jazzfunk-collectief rond bassist Bill Laswell, is ze op One Down naast de legendarische tenorsaxofonist Archie Shepp te horen in Memories, een weemoedige ballade van nota bene Soft Machine-bassist Hugh Hopper. Achttien jaar was ze toen pas en zo doorleefd als die keer zou Whitney Houston de navolgende drie decennia nooit meer klinken. Zonde, eeuwig zonde.