Verknoeid
Mijn vroegste herinneringen aan The Everly Brothers dateren pas van midden jaren zestig toen hun gloriedagen al lang en breed voorbij waren. Toch scoorden ze die lente in Nederland volslagen onverwacht nog twee flinke hits, That’ll Be The Day en Price Of Love. Geen onaardige liedjes, vond ik destijds wijsneuzerig. Verder staat me vagelijk een op de televisie uitgezonden optreden in een kille hal bij. Het duo stak keurig in het pak en klonk in mijn oren wel erg braaf. Ik was twaalf en fan van The Rolling Stones.
Vijf jaar later haalden The Everly Brothers voor de laatste maal en dan nog op het nippertje de hitparade met een gelegenheidssingle, die ze hadden opgenomen samen met onder anderen Clarence White en Gene Parsons van The Byrds. I’m On My Way Home Again klonk dan ook niet voor niets als pure countryrock. Uit een overzichtsartikel begreep ik dat er twee jaar eerder al een compleet album met soortgelijke muziek was verschenen – Roots. En in interviews gaven leden van The Byrds, The Flying Burrito Brothers en Dillard & Clark hoog op van The Everly Brothers. Ik begon te beseffen dat ik waarschijnlijk iets groots had gemist.
Maar voor iemand die tegelijk met de rock ’n’ roll geboren is, valt de achterstand nooit meer in te halen. Meters boeken lezen, honderden plaatjes beluisteren – het blijft in wezen vergeefse moeite. Want verstandelijk mag die muziek uit het nabije verleden dan wel op waarde worden geschat, gevoelsmatig zal ze nooit vertrouwd aandoen. Iedereen groeit op, al dan niet bewust, onder begeleiding van muziek gemaakt door tijdgenoten. Vandaar dat alleen het latere werk van The Everly Brothers mij werkelijk dierbaar is. De uitzondering die de regel bevestigt is het tweedehands op de kop getikte Songs Our Daddy Taught Us, een elpee uit de late jaren vijftig waarop de broers met alleen hun eigen akoestische gitaren een dozijn traditionele liedjes ten beste geven.
Buiten The Everly Brothers bezit ik van rock ’n’roll-artiesten uitsluitend platen uit hun beginperiode. Want luisteren naar rock ’n’ roll-veteranen is in de regel een ware zelfkwelling. Trouwens, ook de helden van de popmuziek blijken de dertig eenmaal gepasseerd veelal artistiek uitgeput. De meesten blijven echter doorgaan, is het niet omwille van de financiën dan wel omdat ze niets beters te doen weten. The Everly Brothers nu waren de eersten die er in slaagden ‘volwassen’ popmuziek op de plaat te zetten. De hoestekst van Roots spreekt ronkend van an attempt to explore the roots, explain the aesthetic, chart the progression, and capture the incomparable beauty of the Brothers Everly.
Het album is een muzikale audiodocumentaire, bedacht door producer Lenny Waronker, de vriend en rechterhand van Randy Newman, en Andrew Wickham, de schrijver van de hoestekst. Klassieke liedjes uit de country ’n’ western werden onder leiding van The Everly Brothers zelf van onorthodoxe arrangementen voorzien, herhaaldelijk voorafgegaan of gevolgd door fragmenten uit vroegere versies, zoals ze die als kinderen in de radioshow van hun ouders hadden gespeeld. Alle liedjes bevatten verwijzingen naar het verleden, soms indirect, dan weer rechtstreeks. Maar van weeïg jeugdsentiment is wonderlijk genoeg geen moment sprake. Met Roots maakten de broers aan de vooravond van hun veertigste verjaardag de tussenbalans op van hun leven – een leven dat destijds gerust als verknoeid mocht gelden.
Niet alleen was de carrière van The Everly Brothers sinds de opkomst van The Beatles in het slop geraakt, ook hun huwelijken waren stukgelopen en bovendien waren beiden verslaafd aan stimulerende middelen. Alleen de band tussen de broers onderling was intact gebleven, misschien zelfs krachtiger geworden. Op Roots is minder samenzang dan voorheen te horen, als waren ze aan zichzelf gaan twijfelen, maar de een zingt de ander zo lang moed in tot hun stemmen zich weer hebben verenigd. Het sleutelstuk van het album is een bezonken versie van een ongeveer tien jaar eerder jachtig vertolkt eigen liedje. In de nieuwe uitvoering van I Wonder If I Care As Much krijgt de tekst in het licht van hun gefnuikte carrière en gedesillusioneerde leven opeens een schrijnende bijbetekenis: Tears that I have shed by day give relief and wash away the memory of the night before. 1 wonder if I’ll suffer more, 1 wonder if I care as much as I did before.
Op Roots ontsnapten The Everly Brothers uit de gevangenis van hun verleden, althans in artistieke zin. Ze hadden hun muziek weten te actualiseren zonder hun afkomst te hoeven verloochenen. Evenals de single I’m On My Way Home Again laat het album horen hoe The Byrds, The Flying Burrito Brothers, Dillard & Clark en al die andere groepen beïnvloed waren door The Everly Brothers én hoe de broers inspiratie hadden geput uit de jonge countryrockers. Maar nog waardevoller aan Roots is de wilskracht die de muziek uitstraalt, de vastberadenheid om het leven, al was het maar muzikaal, weer zin te geven. Ironisch genoeg vond het album amper respons.
Het commercieel mislukken van Roots betekende voor The Everly Brothers het begin van het einde. In de vroege jaren zeventig verschenen er nog twee albums, Stories We Could Tell en Pass The Chicken & Listen. Het repertoire en de begeleiders waren merendeels uit de countryrocksector afkomstig, de muziek klonk maniëristisch en plichtmatig. Alleen in het titelstuk van Stories We Could Tell, een liedje van John Sebastian van de voormalige Lovin’ Spoonful, had de betrokkenheid van Roots behouden, vermoedelijk vanwege de in hun ogen visionaire tekst: Talking to myself again and wondering if this travelling is good. Is there something else a-doing we’d be doing if we could? And ah, the stories we can tell. And if it all blows up and goes to hell, I can still see us sitting on a bed in some motel, listening to the stories we can tell.
Twee jaar later gingen The Everly Brothers daadwerkelijk uit elkaar – met knallende ruzie. Tot op de dag van vandaag maken Don en ‘baby boy’ Phil soloplaten, omwille van de financiën of misschien ook wel omdat ze niets beters te doen weten.