Wilco - Een andere weg

Mei 2002

Zijn vroegere groep Uncle Tupelo staat te boek als baanbrekend voor de huidige Americana-beweging. Daarna maakte hij met Wilco het dubbelalbum Being There, dat geldt als de rootsrock-tegenhanger van de Rolling Stones-klassieker Exile On Main Street. En nu is de groep rond Jeff Tweedy (35) op grond van het avontuurlijke Yankee Hotel Foxtrot dan uitgeroepen tot de Radiohead van Amerika.

Het lijkt wel alsof de griep hem flink te pakken heeft gekregen en hij tot overmaat van ramp die nacht ontzettend beroerd heeft geslapen: wallen onder de waterige ogen, een verstopte neus en een dichte keel. Maar zo oogt en klinkt Tweedy bijna altijd. Hij lijdt namelijk aan migraineaanvallen en chronische bronchitis. Toch ligt er naast het halflege bord fruitsalade en een lauw geworden kop koffie weer een pakje sigaretten, waar hij er elk kwartier eentje van zal opsteken. Zijn enige zonde, naar eigen zeggen, afgezien dan van ijs en chips. Anders dan bij vorige gelegenheden toont hij zich ditmaal in een opgeruimde en praterige stemming, waarbij alle schamperheid uit hem gevaren blijkt. "Ik voel me een bevoorrecht mens dat ik me alleen maar met muziek hoef bezig te houden."

Vind je het niet moeilijk om wekenlang te moeten praten over een album dat negen maanden op de plank heeft gelegen?

"Nee, het gaat me zelfs opvallend makkelijk af, omdat die plaat niet meer zo dicht bij me staat. We zijn allang weer volop bezig met nieuwe muziek. Ik kan er overigens nog wel degelijk met voldoening naar luisteren. Het is een geslaagd album, daar ben ik nu inmiddels rotsvast van overtuigd, dus anders dan vroeger heb ik ditmaal geen bevestiging van derden meer nodig. Sowieso zit ik daar steeds minder naar te vissen, heb ik gemerkt. Zo lang ik blijf horen dat ik als muzikant nog steeds groei en verander, voel ik mij zelfverzekerd genoeg om door te kunnen gaan. En mocht ik na verloop van tijd tot de ontdekking komen dat ik op het verkeerde spoor zit, dan geeft mij dat toch weer de nodige inspiratie, in die zin dat ik het de volgende keer in ieder geval altijd beter zal kunnen doen."

Ben je niet in de verleiding gekomen om in de tussentijd nog allerlei dingen aan die plaat te verbeteren?

"Geen moment. Het album was kant en klaar toen we het bij de platenfirma inleverden. Zij eisten dat we er van alles en nog wat aan zouden veranderen, wat ik resoluut heb geweigerd, dus waarom zouden we er dan op eigen initiatief alsnog aan zijn gaan sleutelen? Waar het volgens hen nou precies aan schortte, hebben ze ons trouwens nooit weten te vertellen. Dat ze pas na twee weken iets van zich lieten horen, was op zichzelf al een teken aan de wand. Veertien dagen is in de muziekindustrie een behoorlijk lange tijd. Na het vertrek van de man die Uncle Tupelo tekende en Wilco onder zijn hoede had, liep er bij die platenfirma niemand meer rond met wie ik een vertrouwensrelatie kon opbouwen. Ik kende daar verder niet één iemand die ons begreep of zich zelfs maar een beetje wou inspannen om ons te begrijpen. Ach, ze wilden ons gewoon kwijt. We brachten immers geen geld in het laatje, al hebben ze ook nooit verlies op ons geleden."

Kort nadat bekend was geworden dat jullie aan de kant waren gezet, publiceerde de Chicago Tribune een uitgebreid artikel, waarin allerlei prominenten uit de muziekindustrie daar schande over spraken.

"Zo blijkt maar weer dat het tot op zekere hoogte eerder een persoonlijke dan een zakelijke beslissing is geweest. Rationeel had het namelijk voor de hand hebben gelegen om het product Wilco niet van de hand te doen. We staan tenslotte garant voor een vaste afname van tussen de 150.000 en 200.000 exemplaren per album, we hebben meerdere nominaties voor een Grammy Award achter onze naam staan en de waardering van de pers voor onze muziek is werkelijk overdreven groot. Om nog maar te zwijgen van het feit dat onze live-aanhang nog  steeds blijft groeien, terwijl we toch slechts sporadisch op de radio worden gedraaid. Maar dat we méér publiek trekken dan menige groep die een miljoen platen verkoopt, daar hadden ze echt geen enkel vermoeden van. Niet dat ik verbitterd ben, integendeel, ik weet het wel te waarderen dat ze ons rechtuit van commerciële zelfmoord beschuldigden. Per slot van rekening is het hun taak om zo veel mogelijk platen te slijten. Het zijn nu eenmaal geen mecenassen van de kunst. Aan kunstliefhebbers hebben ze zelfs een broertje dood."

Ironisch genoeg behoort jullie nieuwe label tot hetzelfde concern als jullie vorige platenfirma.

"Over rock 'n' roll-zwendelarij gesproken. Maar zonder gekheid: dat label is een volstrekt autonome divisie in de periferie van dat imperium. Bovendien zijn we gecontracteerd door mensen in een leidinggevende positie, die na de nodige onderhandelingen het gros van onze eisen inwilligden. Dat album hoefde wat ons betrof niet zo snel mogelijk in de winkels te liggen. We voorzien immers in ons levensonderhoud door op te treden. Aan de verkoop van platen hebben we tot nu toe zo goed als niets overgehouden. Het moet natuurlijk geen eeuwigheid duren, maar ook zonder een nieuw album kunnen we het vrij lang uitzingen. En Wilco is heus niet de enige uitzondering op de regel. Neem de Grateful Dead met al die loyale Dead Heads. Een gehoor van tachtigduizend mensen die allemaal aandachtig luisterden naar vrije improvisatie, daar kan een jazzgigant als Cecil Taylor alleen maar van dromen. Kijk, die hele affaire was ook een mooie gelegenheid om onze principes eens te testen in de echte wereld. Wilco bestaat niet op de eerste plaats om elke zoveel jaar een plaatje af te leveren. Op mijn veertiende werd ik door een mysterieuze kracht aangezet om liedjes te gaan schrijven, die ik per se met andere mensen in het openbaar ten gehore wou brengen, terwijl ik niet eens wist of er wel iemand op zat te wachten. Twintig jaar later heb ik nu eindelijk het idee dat ik het aardig onder de knie begin te krijgen, dus waarom zou ik er dan vanwege wat tegenslag ineens mee stoppen?"

Vergeleken bij de voorganger is jullie nieuwe album eigenlijk opvallend sober, hoe experimenteel het ook mag zijn.

"Summerteeth was inderdaad een rijk gearrangeerde plaat, wat voor een belangrijk deel samenhing met de nogal troosteloze teksten. Van origine waren het stuk voor stuk bijna claustrofobische liedjes over een bepaald soort eenzaamheid. Omwille van de toegankelijkheid leek het me het beste om die in zichzelf gekeerde thematiek te laten contrasteren met sterk geornamenteerde muziek. Op Yankee Hotel Foxtret becommentarieert de muziek als het ware de teksten, wat in wezen een heel traditionele manier van werken is. Een nummer als Radio Cure bijvoorbeeld gaat over een afstandelijke vorm van communiceren, vandaar dat er tussen mijn stem en de luisteraar allerlei etherachtige bijgeluiden zitten om die afstand te benadrukken. Afgezien daarvan vond ik het spannend om eens te onderzoeken hoeveel je van een liedje af kan halen zonder dat ergens in dat proces de essentie van de oorspronkelijke compositie verloren raakt. Dat er anders dan op Summerteeth niet continu vijftien dingen tegelijk gebeuren, maar zoals tijdens sommige momenten op Yankee Hotel Foxtret hooguit twee of drie. Het is een kwestie van spelen met de ruimtes tussen de noten, waarbij je de stiltes betekenis moet zien te geven, want anders zit je bij wijze van spreken met een wit kleurpotlood op een wit vel papier te tekenen."

Je rechterhand Jay Bennett vertrok na de opnamen van het album, maar voor wie niet beter weet, lijkt het lijkt wel alsof hij al niet meer van de partij was.

"Hij was nog wel nauw betrokken bij het opnameproces, maar minder bij het daadwerkelijk uitvoeren van de muziek. Zoals gezegd moest het een subtiele plaat worden, wat betekende dat hij zich vooral als gitarist niet meer zo prominent kon manifesteren. Daardoor raakte hij dusdanig gefrustreerd dat hij de verhoudingen binnen de groep begon te politiseren in de hoop de zaak naar zijn hand te zetten. De ene keer was het hij en ik tegen de anderen, de volgende keer hij en de anderen tegen mij. Kijk, je kunt mij als zanger en schrijver natuurlijk makkelijk van een dictatoriale houding betichten, terwijl ik in feite niet zonder andere muzikanten kan om mijn ideeën en gevoelens gestalte te geven. In mijn visie moet een rockgroep functioneren als een collectief, net zoals dat in de jazz gebeurt. Tijdens het musiceren dien je naar elkaar te luisteren, anders kom je nooit tot echt samenspel."

Hoe langer je iets doet, des te moeilijker wordt het om dat onbevangen te blijven doen. Niet voor niets zing je ergens: I miss the innocence I’ve known playing Kiss covers. Of niet soms?

"Nou, ik bedoel eigenlijk niet zozeer onschuld als woord op zich maar als naam van een groep. Vroeger eindigde ik vaak in tenten waar de bar later sloot dan in de punkrockclubs en daar speelden steevast van die heavy metal-coverbands. Ik voelde me toen zó verheven boven die situatie, iets waar ik mij mettertijd steeds meer voor ben gaan schamen. Het was namelijk helemaal geen oppervlakkig gebeuren. In heavy metal zit een pure pretentie, die het naar mijn idee een van de meest pretentieloze muzieksoorten maakt. Dat conceptualiseren is allemaal goed en wel, maar je moet het in de kleedkamer achterlaten, anders kun je op het podium nooit opgaan in je eigen spel. Daar stonden die langharige jongens in hun spandexbroeken uiteraard geen seconde bij stil en dat was maar beter ook. Terwijl hun dansende vriendinnetjes uit hun dak gingen, verloren zij zichzelf in hun muziek en waanden ze zich ondertussen al wereldberoemd. Pas veel later zag ik in hoe ontwapenend die onbevangenheid eigenlijk was. Ik denk wel eens: daar en toen heb ik mijn kans op verlichting laten liggen."

Als je je beroepsmatig met muziek bezighoudt, wordt je smaak allengs minder bekrompen. Je overwint de meeste vooroordelen.

"Dat mag je althans hopen. Vroeger heb ik een paar jaar gewerkt in van die alternatieve platenzaken, waar ze ook in tweedehands vinyl deden. Je neemt dan kennis van zo ontstellend veel muziek, dat je je na verloop van tijd in staat acht om over werkelijk alles een objectief oordeel te ventileren. Hetgeen natuurlijk de arrogantie ten top is, want je hanteert vanzelfsprekend een subjectieve maatstaf. Vandaar dat ik die lovende woorden in de pers aan het adres van Wilco steevast met een korrel zout neem. Wat zegt nou een positieve kritiek van de Black Rebel Motorcycle Club door een popjournalist van middelbare leeftijd, die deze muziek verder voor helemaal niets anders gebruikt? In mijn optiek bestaat er praktisch geen minderwaardige muziek. Je hebt er geen boodschap aan of ze is niet voor je bestemd, maar daarom hoef je er nog niet gelijk op neer te kijken. Dat zou getuigen van een misplaatst superioriteitsgevoel. Ik ben tot het inzicht gekomen dat praktisch alle muziek onstaat vanuit de menselijke impuls om met anderen te willen communiceren, omdat je niet kunt of durft te zeggen wat je op je hart hebt als er geen klanken onder zitten. De interactie tussen Britney Spears en een veertienjarig meisje is precies datgene waar het in de muziek om draait, daar ben ik heilig van overtuigd. Wat er tussen die twee gebeurt, vind ik echt diepgaand, betekenisvol en hartverwarmend."